Wat kan een missionaris anders doen dan de zaak aan God aanbevelen en dan alles wagen en durven ?
Met Gods hulp dus vooruit, het gaat om een ziel! Ik haast me om thuis te komen waarschuw Pater Jansen om alle benoodigdheden voor het H. Doopsel klaar te maken en dan spoedig naar-»Ojagalan te vertrekken. In korte woorden leg' ik hem den toestand vlugjes uit; zeg hem, dat hij maar naar’t huis moet vragen van den. schoonvader van Haroen, en dan ga ik vooruit om de gemoederen te bewerken. Na een kwartiertje bevind ik mij in Djagalan. Een paar christenvrouwen en nog een paar bevriende Mohamedaansche worden bijeen geroepen en nu te zamen naar het huis : met vereende krachten zullen wij het probeeren.
Daar lag de kleine op den schoot van haar grootmoeder : ook een goede bekende van mij. Groote verrassing voor die lieden te zien, dat ’s avonds laat in het donker de toewan zich nog gewaardigt te komen om hun kindje te zien. Arme kleine, bij ’t eerste gezicht was ik overtuigd, dat het nauwelijks den volgenden morgen zou kunnen halen. Na de heele familie hartelijk de hand te hebben gedrukt en even met de kleine kinderen gesproken te hebben, ga ik zitten naast grootmoeder en zeg haar, dat het goed zou zijn, dat die kleine maar gedoopt werd. Vreemd voorstel! ... «Ja, maar de kleine is zoo zwak en tenger; ’t is zeker, dat zij spoedig zal sterven, en dan kan zij niet in den hemel komen.» Om het pleit te winnen, moesten nu de vrouwen, die meegekomen zijn, mij helpen en te zamen begonnen wij de familie te overtuigen, dat het meisje zeker spoedig zou sterven. Toen dat vast stond, werd er door mij en de christenvrouwen op aangedrongen, de kleine te laten doopen.-«Wat zal», zoo zeide ik, die ziel van de kleine boos zijn en niets meer van haar vader en moeder en grootouders willen weten, als zij later ziet, dat haar ouders niet hebben gewild, dat haar dochtertje bij Goesti Allah in den hemel kwam!» ... Dit was een sterke beweegreden ; want de Javanen hebben een tamelijk grooten schrik voor de zielen na den dood. «Bovendien wat gaf het, of zoo’n klein kindje christen werd, het ging immers toch dood; men had er dus niets geen last van, dat het gedoopt was, men had toch den zin van den toewan gedaan, en zij zouden