en kwam met mijn voeten in een greppel terecht, ’t Was een lastige manoeuvre om weer op te komen, daar ik mijn handen niet vrij had, maar ’t lukte toch ... «Toewan, hierheen», riep van tijd tot tijd mijn gidse, die maar niet kon begrijpen, dat de Toewan zoover achter bleef.
Vóórdat we uit den modderpoel waren geraakt viel ik nog een vierden keer. Twee Mohammedaansche inlanders, die mé achteropkwamen, hielpen me op. Geflankeerd door deze twee mannen, die me onder de armen vasthielden, en gevolgd door een anderen Oosterling, dien ik voor een hadji aanzag, en die maar riep : «kassian, kassian», wat zooveel beteekent als «Ocherm» kwam ik behouden op den grooten weg aan. Hier wachtte mijn rijtuigje; met bloote moddervoeten nam ik daarin plaats, en nu ging het op een drafje naar huis. De bedienden hadden veel schik, toen ze den pastoor op zijn bloote voetjes uit zagen stappen.
Gelukkig heeft dit vermakelijk avontuur geen kwade gevolgen gehad. Alleen had ik den anderen morgen een stijven arm tengevolge van het vallen.
EEN PASTOOR VAN BATAVIA.