XII.
Een bediening in de binnenlanden van Batavia.
«Pastoor, U zult er even op uit moeten, om een stervende bij te staan, ’t Is een oude man van 73 jaar. Een protestantsche wijkverpleegster heeft mij opgebeld en om hulp gevraagd». klonk de uitnoodiging van den hoofd-pastoor, toen er juist een zware Indische regen was neergeplast, en de achterhoede van de bui zich nog een beetje cjeed gevoelen, ’t Was wel droge moesson, maar sinds veertien dagen, regent het hier zoo dikwijls en zóó hard alsof we ons midden in het natte jaargetijde bevonden. «In orde» was het antwoord, «ik zal direct vertrekken». Spoedig was het wagentje ingespannen; de regen had ondertusschen geheel opgehouden. Wel keken donkere wolken je nog grimmig aan, maar die mochten ons niet tegenhouden, nu het gold een stervende bij te staan.
«Naar Gang Boengoer» klonk het bevel aan den koetsier. Voor menschen, die Batavia kennen, heeft de wijk Boengoer een kwaden naam, vooral als het zwaar geregend heeft; want dan staat daar alles onder water. De gemeenteraad van Batavia schijnt er maar niet in te kunnen slagen voor een behoorlijke afwatering te zorgen.
Na een kwartiertje rijden waren we in de wijk Boengoer aangekomen. «Waar is Gang Boengoer» werd aan een inlander gevraagd. «Ik moet bij een zieken Toewan van Dam zijn». «O, de zieke ligt vlak bij, hier in dit huis». Ik dacht bij me zelf: «Dat heb ik gauw gevonden»! Ik ga het huis binnen; een zwerm kindertjes kijkt me verwonderd en nieuwsgierig aan. .«Pa, Pastoor», fluisteren ze de huiskamer binnen. Spoedig komt een jonge man naar buiten : «Hoe gaat het met den zieke ? vraag ik. «O, best: mijn vrouw is dezen morgen van een gezonde dochter bevallen; moeder en kind zijn welvarend». «Woont