Zijne voor God zoowel als voor de menschen glorieuze werken volgden hem bij zijn' overgang naar de eeuwigheid.
R. 1. P.
Pastoor H. C. Verbraak S.J. is te Magelang overleden. Wat pastoor Verbraak voor Indië is geweest, mocht reeds bij meerdere gelegenheden naar voren worden gebracht. Ruim 45 jaar heeft deze Jezuïetenpater in onzen archipel gewerkt, waarvan ruim 30 jaren in het oproerige Atjeh. Deze werkzaamheid strekte zich uit, niet alleen over de katholieken, maar over allen, die met pastoor Verbraak in aanraking kwamen. Vooral de manschappen van ons Oost-Indisch leger, hooger zoowel als lager geplaatsten, vereerden hem in hooge mate en toonden dit bij vele gelegenheden; vooral bij de jubilea, welke deze priester in Indië mocht vieren. Nog ligt vooraan in het geheugen de viering van zijn tachtigsten verjaardag, nu drie jaar geleden. Sinds drie jaar genoot Pastoor Verbtaak een welverdiende rust, maar vergeten was hij toen nog niet.
Henricus Christianus Verbraak werd 27 Maart 1835 te Rotterdam geboren en werd 19 September 1869 te Maastricht tot priester gewijd door den bisschop-missionaris mgr. Leo Meurin, titulair-bisschop van Ascalon en apostolisch vicaris van Bombay. Vóór zijn vertrek naar Indië was Pastoor Verbraak nog werkzaam te Tronchiennes bij Gent in België in het jaar 1870, zijn 3e proefjaar, en in 1871 te'Nijmegen. Bij Koninklijk Besluit dd. 13 Augustus 1872 werd de Gouverneur-Generaal in Nederl.- Indië gemachtigd hem te beschouwen als R. K. Geestelijke van den tweeden rang; 24 Augustus vertrok de pater per stobmschip „Conrad” naar Indië, waar hij 3 October Batavia bereikte en terstond afreisde naar Padang, waar hij den Isen October aankwam.
Den 29en Juni 1874 zette hij voor het eerst te Atjeh voet aan wal, om er zijn leven van toewijding en onverpoosden arbeid te beginnen.
In 1885 betrad hij de nieuwe kerk te Kota-Radja. In 1894 vierde pastoor Verbraak zijn 25-jarig priesterschap. Hij was juist op zijn jaarlijksche reis langs Atjeh’s en Sumatra’s westkust en bevond zich den 19en September aan boord van de „Gouverneur-Generaal Loudon”, waar hij des morgens vroeg in zijn hut gelegenheid had de H. Mis te lezen. Daarna wachtte