uit ’n mooie droom en lispelde : „Is ’t nu al uit, nu al

Hij vroeg nog, hoe dikwijls ik bad, en beloofde me dat ie mij ook zijn gebeden zou leeren.

De volgende dag : Ik bad van 6 tot 8 de wacht, ’k Had ’t geluk gehad, die morgen de H. Communie te kunnen ontvangen en deed nu verder m’n dankzegging, terwijl ik daar stond met ’t geweer aan de voet.

Daar opeens staat Abd voor me met ’n viertal oudere makkertjes bij ’m.

~Heeft U vanmorgen al gebeden ?” vroeg ie vrijmoedig.

„Zeker !”

„Och, zeg ’t me nog eens, dat mooie gebed.”

„Maar, dat heb ik giste* ren al gedaan.”

Ik begreep, dat z’n ka* meraadjes waren meegeko* men, om bet ook te leeren, daarom begon ik nog eens; Onze Vader....

Ik trachtte bet te doen zoo mooi ik kon, en allen luisterden verrukt toe.

En in m’n hart bad ik zacht : „Jezus, Vriend van de Kinderen, geef bun licht in bet hart.”

I Zoo kwamen m’n leer» lingen iedere dag, en iedere dag hoorden ze iets meer van Jezus en leerden meer bidden.

Ik heb Abd ’n medalje gegeven van O. L. Vrouw. Hij beloofde me die om de bals te dragen en ze goed te be* waren.

Cïrocpje uit Doesburg.

De kinderen der Muzelmannen hebben honger naar ons mooi gebed. Wanneer zullen ze Jezus vinden, die ons beeft leeren bidden ?

„Onze Vader, Heilige en Goede Vader, dat Uw Rijk kome, ook in onze Mabomedaanscbe landen.”