woorden, maar de Mahomedanen niet ; ze vinden dat niet eerbiedig ; zoo’n trotsche menseh, denken ze, die meent, dat ie zelf wel weet, wat ie tegen God moet zeggen. Daarom bidden zij met gebeden uit hun heilig boek : ~De Koran .
Ik zei daarom maar ; „Beste vriend, ik ben Christen, ik bid niet zooals jullie.”
Toen zag ik wat ’n aposteltje er in die jongen was. Hij meende toch de ware godsdienst te hebben, en daarom zei hij rechtaf : „Aslèm”.
Ik wist dat ’t bcteekende : „Word Muzelman !” t Was de oorlogskreet van de Ma* komedanen.
„Kind,” zei ik, „ik bemin God uit geheel m’n hart, juist als jullie, en ik bid ook zoo goed ik kan.”
Ik gaf hem m’n Rozen* krans in de hand, en toen vroeg ie (en ik kon goed hooren, dat ie er aan twij* felde): „Maar ga jij ook naar de hemel ?”
„Daar reken ik vast op, hoor, als ik God bemin en goed bid.”
Toen vroeg hij : „Leer me jullie gebed dan ’ns, als ’t u belieft.”
Ik moest even flenKën | Hn Jezus en de Apostelen, ' •- – – – 4ie bij Hem kwamen en ook vroegen : „Heer, leer oni bidden.”
Hier dezelfde vraag en dus ook hetzelfde antwoord. Heel langzaam en eerbiedig hegon ik : Onze Vader....
Groepje uit Doesburg,
’t Kleine Mahomedaantje stond voor me, hij verroerde zich niet, en z’n oogen wendde hij niet van m’n gelaat af.
En toen ’t geëindigd was, zuchtte ie, als ontwaakte hij