kleeren. Dat gezicht maakte op Lubandi ’n geweldigen indruk. Hij begreep ’t niet. Kwam die witte zuster hier om zijn jongen te verplegen, die vol uitslag en wonden was 1.... Hoe kon dat ?.... Ze vroeg toch geen loon !....
„Zie, Lubandi,” zei de pater, „dat is uw jongen, uw zoon 1
Ben jij er tegen, dat ie gezond gemaakt wordt ? Wil jij hem doen vermoorden door den toovenaar ?....
’n Korte schok ging door Luhandi’s lijf.
„Pater,” zei ie toen, „hoor eens, Matovu blijft hier. Als ie sterft, goed, dan is alles uit. Als ie blijft leven, doe met hem, wat ge wilt; gij hebt z’n leven gered.”