s) gasthuis en de bezorgde zusters, die er alles voor over hebben, om één menschenleven te redden.

Zonder vrees voor besmetting nam hij den jongen op, die zich gansch niet verweerde en geheel uitgeput bleek, en bracht ’m in z’n schuit.

Maar juist toen ie weg wou varen, hoorde hij ’n krijschende stem uit ’t bosch ; „Wat ga je met dien jongen doen ? Wat heb jij daar mee te maken ? Die jongen is van mij... . Breng ’m terug, hoor je ! Die knaap is melaatsch, die eet de zielen.... ”

Met verachting keek Sina naar den afschuwelijken toove= naar en bromde tusschen z’n tanden ; ~Moordenaar, die je bent.”

Eer de avond viel, lag Matovu in ’n frisch bedje met witte lakens, gezuiverd en verbonden. Hij was niet melaatsch en de zusters hadden hoop, ’m nog te kunnen genezen, al was hij ook uiterst verzwakt.

Den volgenden morgen kwam Lubandi z n jongen op^

Uit den Kindsheidoptocht te Enschede,