teedere zorgen eener vroegtijdig gestorven moeder, ons worden toevertrouwd, liever dan aan familieleden, die nog gedompeld zijn in de duisternissen der dwaling. Verscheidene pasgeborenen zijn ons aangebracht. Onder dezen was er een, die ons in den vroegen morgen werd bezorgd. Onmiddellijk werd het Doopsel toegediend en slechts enkele uren daarna, vloog de gereinigde ziel ten hemel.

Eene bij uitzondering groote genade viel eveneens een arm schepseltje ten deel. De moeder, haar einde voelende naderen, sprak den uitdrukkelijken wensch uit, haar eenig kind bij haar in de doodskist te willen hebben. Na den dood der zieke stond haar man niet weinig verlegen. Van den eenen kant deed zijn bijgeloovigheid hern den toorn der overledene vreezen, en voor den anderen kant kon hij niet besluiten, volgens verlangen der moeder, het levende kind bij haar te begraven. Een der aanwezige bloedverwanten lostte de moeielijkheid op, door aan den vader een middel aan te wijzen, waarop hij het kind op wettige wijze kon doen verdwijnen. Ziehier den raad, welken hij gaf en en die gelukkig werd opgevolgd, „Geef den kleine aan mijn moeder, sprak hij, laat hem doopen en de duivel zal geen macht meer hebben u te hinderen. Weinige dagen later was Mariamal christin, en deze eerste geestelijke overwinning scheen ons een gelukkig voorteeken voor de bekeering dezer familie. Reeds heeft een der naaste bloedverwanten, een braaf heiden, er in toegestemd, zijn jongste kind te iaten doopen. De kleine Xaverius werd in doopgewaad plechtig naar de parochiekerk gedragen. Dit gewaad, dat wij zoo gelukkig waren hem te schenken, zal voor den nieuwgedoopte zijn geheel leven een sprakelooze getuige zijn der groote genade, die van hem een toekomstig hemelbewoner en, mogelijk ook, een apostel voor zijn heidensche landgenooten zal maken. Een ander bevoorrechte is het geluk, hetwelk hij thans geniet, verschuldigd aan beproevingen, die hem reeds vroeg óverkwamen. Dit geluk, bij