Een kribbe waarin Hij wil zijgen, Een leliekelk, zoo blank, zoo rein!
Een hart, waarin Hij neêr wil stijgen, Dat Hij wil eeuwig noemen Zijn.
Ja! een dier pas ontloken rozen Die lieflijk in ’t verborgen bloeit,
Ja! een dier reine vlekkeloozen, Een hart dat Jesus’ harte boeit.
Die kribbe, kindlief, is uw harte, Uw hart, dat met zijn onschuld prqkt;
Uw hart, de prijs van ’sHeilands smarte,
Uw hart, door Jesus’ bloed verrijkt.
Is ’t uitverkoren tabernakel
De roze die zoo geurig bloeit,
De blanke lelie zonder makel. Die Jesus’ harte heeft geboeid.
En rond u knielen, zingen de Englen
En juichen uwe dierbren meê. Terwijl uw armen Hem omstrenglen
Die u Zijn liefde bracht. Zijn vreê.
En nu, mijn dierbre bruid des Heeren, Bewaar uw schat, draag ’t blank gewaad.
Wil trouw tot ’t graf aan Jesus zweren, In lief en leed, in woord en daad.
Zij steeds uw hart een tabernakel, Waar Jesus’ reine liefde gloeit.
Een blanke lelie zonder makel,
Een hart dat Jesus’ harte boeit.
Ernst.