Van mijn warmsten dank verzeld,

Nu me een Hemekch Licht op aarde Tegengloort van hooger waarde,

Dan me uw tooverglans ooit scheen? Daar, van Rome, aan Tiber’s boorden,

Tot de meest verwijderde oorden, Te Oo ten Westen, Zuiden, Noorden, Zendt bet zijne stralen been!

Schittrend met zijn hemelflonker

En voor de aarde én de eeuwigheid Door het sluierQoers van ’t donker,

Dat de nacht des kwaads verspreidt. Schijnt dat Licht der eeuwge Waarheid, Helder met onfeilbre klaarheid

Over ’s menschen kronkelpaan, En, wat neevlen die omzweven.

Door zijn gloor, zijn gloed en leven Wordt hun vaalste walm verdreven:

’tls het Licht van ’tVatikaan!

Leo! Gij, de Priester-Koning,

De Opperherder vol beleid, Schoon als balling in Uw woning. Zetelt daar in majesteit.

Heel den aardbolkreits omvaadmend,

Louter liefde en goedheid aadmend, Ziet Ge op al de volken neêr; ’t Hart ü bloedend om hun kwalen,

Doet Ge Uw Woord, in duizend talen, Heelend, koestrend, de aard bestralen Met het Licht van Christus’ leer!

’t Menschdom maant Ge vol erbarmen ’t Zondig bloemenpad te ontvliên. Heul te zoeken in Uwe armen.

Die een veilge toevlucht biên; En van ’t heiligdom des Heeren