NEDERI6E FEESTHULDE

i.m S. 1, in Pms, SSO 30.

(Licht van den Hemel.)

Zoete licht- en levensbronne Ten azuren sterrentrans!

Schoon zijt gij, gij, lieve zoime! In uw tooi van goud en glans,

Wen ge, omzweefd van purperwolken, Aan de kim uit diepe kolken Oprijst in uw gloriepracht. En gij statig, als vorstinne

Van den dag, aan ’shemels tinne. Met uw rein gelaat vol minne, Vriendelijk ons tegenlacht 1

Schoener, wen de gouden stralen Van uw luistervolle kroon Op de sluimrende aarde dalen,

Zacht heur wekkend van uw troon En hun gloed de plantenwereld.

Van het dauwkristal bepereld, Dost in Lente’s levenskleur’] oI Dan juicht Natuur. Dan galmen

Aller stemmen vreugdepsalmen 'Toi Schepper op het walmen Van der bloemen balsemgeur.

Zou mijn blakend hart dan zwijgen, Dat van zaalge vreugde zwelt?

Opwaarts niet mijn lofzang stijgen,