DEPARTEMENT DER MARINE.

begrafeniskosten, St. 1925 No. 288, laatstelijk gewijzigd bij St. 1938 No. 261. Verpleeggelden voor gezinsleden, St. 1925 No. 504, laatstelijk gewijzigd bij St. 1934 No. 600.

Het reglement op het verleenen van pensioenen en onderstand voor ééns aan Inlandsche schepelingen bij de Koninklijke Marine is opgenomen in St. 1927 No. 269, gew. 1932 No. 27 en 1936 No. 637; uitvoeringsvoorschriften zijn opgenomen in St. 1927 No. 272 en Bb. No. 14068. De regeling betreffende het verleenen van onderstand aan gewezen Inlandsche schepelingen der Kon. Marine, die zonder toekenning van pensioen uit den militairen dienst zijn ontslagen, is opgenomen in St. 1936 No. 244 en 1937 No. 4.

Voor toekenning vaneen herhaalden onderstand aan Inlandsche schepelingen, die vóór 1 Februari 1925 onder toekenning vaneen onderstand voor ééns uit den zeedienst zijn ontslagen zie St. 1910 Nos. 610 en 612, 1915 No. 558, 1917 Nos. 213 en 497 (art. 21, lid 15), 1918 No. 151, 1921 No. 57 en 1927 Nos. 270, 271, 272 en 521.

Kegelen voor de toekenning van onderstand aan weduwen van gepensionneerde en gegageerde niet-Europeesche militairen van het Koninklijk Nederlandsch-Indisehe leger en van Inlandsche schepelingen der Kon. Marine Bb. Nos. 13496, 13533, 13631 en 14034. Het reglement op het verleenen van pensioenen en onderstanden aan de weduwen en kinderen van in en door den dienst omgekomen Inlandsche schepelingen der Kon. Marine is opgenomen in St. 1910 No. 611, 1915 No. 558 en 1917 No. 497 (art. 21, lid 16). Het reglement op het verleenen van pensioen aan weduwen van Inlandsche schepelingen der Kon. Marine is opgenomen in St. 1933 No. 462 en 1937 No. 656; uitvoeringsvoorschriften zijn opgenomen in St. 1933 No. 463 en 1937 No. 657.

Voor de geestelijke verzorging van het in Ned.-Indië aanwezige marinepersoneel zijn een vlootpredikant, een vlootaalmoezenier en een vlootgodsdienstleeraar als burgerlijke ambtenaren in dienst gesteld. Voor de sociale verzorging van het in Ned.-Indië aanwezige marine-personeel is een Hoofdambtenaar voor sociale zaken bij de Kon. Marine in dienst gesteld. I)e regeling van den overtocht voor rekening van den Lande van Nederland naar Ned.-Indië en omgekeerd voor de leden van de gezinnen van het militair personeel der Zeemacht is vastgesteld bij Kon. besl. van 17 Juni 1921 No. 41, sedertdien herhaaldelijk gewijzigd. Zie verder „Gemeenschappelijke bepalingen”.

Het Marine-etablissement.

Het marine-etablissement waarin is opgenomen de outillage van de fabriek voor de marine en het stoomwezen, wordt verdeeld inde vakken: directie en administratie, scheepsbouw, stoomwezen, conservatie en uitrusting, politie artillerie, pyrotechnisehe werkplaats, verificatie van zee-instrumenten, marinemagazijnen en geneeskundige dienst.

Het reglement van het etablissement is opgenomen in Bb. No. 13586. Aan het hoofd dier inrichting staat een directeur, die bij voorkeur gekozen wordt uit het korps officieren der Kon. Marine, en door wien het mindere personeel, volgens de terzake bestaande of te treffen regelen, wordt benoemd of aangenomen en ontslagen. Hij is bevoegd om jongelieden, die een ambacht wenschen aan te leeren, tegen een gering dagloon bij het etablissement werkzaam te stellen.