COMMANDEMENT DER ZEEMACHT.

Het verdrag van Brussel van 10 April 1926 (St. .1936 No. 548) bevat eenige eenvormige regelen betreffende de immuniteit van staatsschepen (toetredingen laatstelijk St. 1939 No. 9). 6 St. 1937 No. 188 bevat de nieuwe regelen ten aanzien van de toelating van oorlogsschepen van vreemde mogendheden met de zich in rust aan boord bevindende luchtvaartuigen binnen het rechtsgebied van Nederlandsch-Indië, Suriname en Curagao. De uitvoeringsvoorschriften hiervan zijn opgenomen in St. 1937 No. 535. De kenteekenen vaneen militair vliegtuig van de Kon. Marine zijn vastgesteld bij Kon. besluit van 29 December 1932 No. 1932 (Ned. St. 688). St. 1935 No. 409 bevat bepalingen op de toelating van vreemde militaire luchtvaartuigen in het rechtsgebied van Nederlandsch-Indië, Suriname en Curagao. Bij Bb. No. 12439 zijn aan de Hoofden van plaatselijk bestuur, de Hoofdcommissarissen van politie en de havenmeesters aanwijzingen verstrekt betreffende de toelating van vreemde militairen, ingescheept aan boord van vaartuigen, geen oorlogsschip zijnde. Bb. No. 934 bepaalt dat door ’s Rijks oorlogsschepen geen aanspraak kan worden gemaakt op hulp- en bergloon van particuliere vaartuigen. St. 1861 No. 68 bevat de regeling van de verhouding der zeemacht tot de landmacht bij krijgsoperatiën en het gebruik dat daarbij van de zeemacht kan worden gemaakt. In St. 1935 Nos. 497 en 525, jo. 1938 No. 200 zijnde voorschriften ter handhaving van de orde en veiligheid in het Nederlandsch-Indische zeegebied opgenomen, terwijl de als maritieme kringen aangenomen watergebieden worden genoemd in St. 1935 No. 622, jo. 1937 Nos. 203 en 669. De regeling betreffende de onderlinge rangs- en standsverhouding der officieren en der militairen beneden den rang van officier behoorende tot de Koninklijke Marine, het leger in Nederland en het leger in Nederlandsch-Indië is opgenomen in St. 1910 No. 559, 1923 No. 550 en 1938 No. 159. Algemeene verhouding tusschen de Hoofden van gewestelijk bestuur en de Commandanten van Hr. Ms. Oorlogsschepen in N.-I. St. 1933 No. 97. Wisselen van eeremonieele bezoeken tusschen commandeerende officieren aan boord van schepen der Koninklijke Marine dienende, en autoriteiten aan den wal St. 1906 No. 192, 1919 No. 510, 1921 No. 522 en 1931 Nos. 233 en 373; Bb. No. 13025, voorzoover mogelijk ook van toepassing op de commandanten van vliegtuigen of vliegtuigverbanden. Het is, hoewel niet voorgeschreven, gebruikelijk eveneens bezoeken te wisselen met den Burgemeester ter plaatse. De regeling der assimilatie van de rangen der consulaire ambtenaren met die der officieren van de zeemacht is vastgesteld bij Kon. besluit van 10 December 1906 No. 62. Politieke zendingen van oorlogsschepen naar vreemde plaatsen Bb. No. 2563. Aanwijzingen omtrent behandeling van aangespoelde of drijvende mijnen zijn opgenomen in Bb. No. 13834 en toegezonden aan alle daarvoor in aanmerking komende bestuursambtenaren. Het reglement op de saluutschoten is opgenomen in St. 1910 No. 661, 1913 Nos. 307 en 717, 1922 No. 75, 1931 No. 393, 1937 No. 517 en 1938 No. 734. De tekst van de Rechtspleging bij de Zeemacht is opgenomen in St. 1918 No. 11 en 1921 No. 574 (artt. 34 t/m 45), laatstelijk gewijzigd bij St. 1937 No. 292; zie ook St. 1918 No. 14. Op grond van St. 1923 No. 366, gew. 1930 No. 361, wordt van de jaarlijks open te stellen plaatsen voor het Koninklijk Instituut voor de Marine te Willemsoord eendoor den Minister van Defensie te bepalen aantal plaatsen beschikbaar gesteld ter vervulling door jongelieden voor wie aan den Commandant der Zeemacht plaatsing wordt verzocht.