kunnen wij klaarblijkelijk één bundel met ruim twintig dorpsgeschiedenissen verwachten. Voorwaar een feit om even bij stil te staan en het dankbaar te memoreren. Onze Friese dagbladen werken ten zeerste mee aan de volksontwikkeling. Het zou mooi zijn als ook de Leeuwarder Courant nog een stap verder ging en het beste van wat er inde laatste jaren aan historische artikelen en bijdragen inde rubriek „Sneon en Snein” verscheen, ging bundelen. De techniek, die een dienende functie heeft, mag niet remmen.

Wie de bundels van Algra leest, moet het voorwoord niet overslaan. Volledige dorpsgeschiedenissen werden niet beoogd. Dat kon ook niet, gezien de opzet. Opzettelijk is het „kleine” een plaats gegund; het gaat in deze opstellen niet enkel over de groten der aarde, maar evenzeer over de simpele „bodders en wrotters”. Het kerkelijk leven en de geschiedenis van het „Christelijk” onderwijs krijgen een grote plaats. Hoewel de titel van de bundel een trouvaille is inderdaad gaat de grote geschiedenis door het kleine dorp – moet ik toch een aanvulling voorstellen. Er had bij moeten staan „bekeken dooreen Gereformeerde bril . Het is bekend, dat de opvattingen omtrent vrijzinnigen, socialisten en ook Middeleeuwse Roomsen, zoals ze hier worden geëtaleerd, in Gereformeerde kring „Gang und Gabe” zijn. Soortgelijke opvattingen omtrent de Gereformeerden zijn dat trouwens in b.v. „vrijzinnige” kring. Maar als men zo ver aan de smaak van het publiek toegeeft, dat men de „gewone” meningen rustig overneemt, dan moet het er in deze tijd zeker bij staan. Het lust mij niet, al te veel voorbeelden te geven, maar zoals b.v. in I pag. 90 ds. Zaalberg getekend wordt of in II p. 287 Scharnegoutum en Bozum worden vergeleken, enfin, zo doet men dat nog, maar dan moet er bijgezegd worden, dat dit „Gereformeerd” is. Ik heb overigens heel veel lof voor deze boeken. Zo wordt inderdaad de geschiedenis dichtbij gebracht en kan men meeleven. Dit is echte volkslectuur. De schrijver, die duidelijk laat merken, dat hij zich moeite getroost, geeft verantwoorde en hier en daar zeer leesbare verhalen (vgl. Grouw, in I). Op den duur kan dit een kostbaar bezit van de belangstellende leek worden en kan Friesland met trots op deze serie wijzen.

Het lijkt mij onjuist ineen bespreking alle vlekjes aan te wijzen. Het zijn soms „défauts” van de „qualités”. De journalistieke stijl heeft zijn voor en tegen. Slordigheid schijnt er mee annex: Ph. van Blom wordt Ph. Blom, Suffenstra wordt Suffenfira. Het van de hak op de tak springen kan boeien èn hinderen. Wij hebben een paar wensen, waarmee rekening te houden is: a. De verhalen moesten in alfabetische orde geplaatst worden. Nu moet men zoeken of een dorp er in staat en waar. Elk deel moet ook een klapper hebben op de vorige; b. Onder de artikelen moet litteratuur staan. lemand die werkelijk belangstelling heeft, wil verder worden geholpen. Waarom bij Berlikum, Menaldum, Boksum enz. niet even vermeld, dat A. K. Koopmans en Sj. de Zee hierover ook schreven?; c. De illustratie kon, ook terwijl men grof raster gebruikt (moet gebruiken), veel beter. Het wordt langzamerhand ook tijd, de Stellingwerf-tekeningen rustig in het Fries Museum te laten en ze hoogstens bij de studie te gebruiken; tenslotte d. Het lijkt mij de weg, deze artikelen, alvorens tot publicatie in boekvorm over te gaan, door deskundigen op verschillend terrein te laten lezen. Dit is geen schande, integendeel. Dat Bergum een kruiskerk heeft gehad, is onjuist (Vrije Fries XLIII, 131). Het oordeel over de inhalige Cunerus Petri wordt aangevochten (Vrije Fries XX, 323-390). De figuur van Daniël Johannis Snecanus mag niet met remonstrant worden getypeerd (Vrije Fries XVI, 61-144), enz.