woord man, dat in het Amsterdams met een e-achtige a en een min of meer palatale n wordt uitgesproken, klinkt in het Wierings met een o-achtige klank. Dat is dus dezelfde verdonkering als het Fries heeft in dit geval, een verdonkering die ook in Westfriesland voorkomt, in alle gevallen voor de n. Die meer palatale uitspraak van het Amsterdams kan men wel horen in het gebied ten zuiden van Amsterdam, in Muiden en Weesp, en ook wel inde voorsteden van Amsterdam, aan de noordoever van het IJ. Noordelijker dan Purmerend heb ik ze echter niet gehoord, met uitzondering van de stadsdialecten van Hoorn en Alkmaar, die deze klank wel laten horen, maar minder sterk dan het Amsterdams.

De verdonkering van de a in bepaalde gevallen zou dus wel op een samenhang kunnen wijzen. In Wieringen noteerde ik deze inde woorden pan, man, jan, dus voor n, in haspel voor s, in katboai -voor t. In het simplex echter wordt het eerste lid, kat, met een zuiverder a gezegd.20

Een van de merkwaardigste overeenkomsten tussen het Westfries en het Fries trof me echter in het begin van 1956, toen ik me bezig hield met de slot-ยป in het eerste gebied. Ineen deel van Nederland is de slot-w in werkwoordsvormen nog altijd behouden gebleven, ineen ander deel is deze totaal weggevallen, in het overige deel hoort men hem in bepaalde posities wel, in andere niet. De middenpositie wordt ingenomen door Friesland, Westfriesland en Zeeland. Ook in West- en Oost-Vlaanderen kan men niet vaneen totaal behouden, noch vaneen totaal verdwijnen spreken. In het Fries is de n behouden gebleven in het mv. van de verl. t., in het sterke verl. deelw., inde infinitief achter te en inde infin. die als zelfstandig naamwoord wordt gebruikt. In het Westfries is de n ook weggevallen inde verl. tijd, maar inde drie andere posities bewaard gebleven. In Zeeland is de n dan ook nog weggevallen in het verl. deelw., dus alleen bewaard gebleven inde beide infinitieven. Zoals hier gezegd is de toestand beschreven door Dr. Hol in 1940 en dit is bevestigd door haar kaart inde Taalatlas van enkele jaren geleden.21 Bij mijn onderzoek van de Noordhollandse dialecten was het me echter opgevallen, dat deze n dikwijls zo moeilijk hoorbaar was en ik vermoedde dat ook hier de slot-w ten dode was opgeschreven. Toen ik, uit nieuwsgierigheid hiernaar, op nader onderzoek uitging, bleek het inderdaad zodat de n aan het af slijten is. Alleen in het verleden deelwoord is de n nog vast, maar inde infinitieven zijn vele sprekers niet helemaal zeker meer. Maar uit dit onderzoek bleek verder dat er een overeenkomst was, die aan Mw. Hol was ontgaan. Mijn materiaal