als deze te qualificeren als „politierecht”, zoals Telting doet 4; het Betreft hier volwaardig stedelijk strafrecht. Elders hebben wij getracht aan te tonen, dat dit laatste zijn grondslag vindt inde stadvrede: de door het recht beschermde saamhorigheid tussen de burgers, die eikaars „vrienden” zijn inde Oud-Germaanse zin van bloedverwanten vel quasi, m.a.w. leden vaneen quasi-sibbe. 5

Acht pond boete is ook de straf, waarmee door art. 18 van het vijftiende-eeuwse stadsrecht van Staveren de poorter wordt bedreigd, die „toe den brande niet en quame ende roepen hoorde, om den brand toe beletten”. Van de verzakelijking, die de moderne brandweer in het leven heeft geroepen, is inde laatmiddeleeuwse Friese stad nog geen sprake. Haar brandweer is geen corps specialisten, maar omvat alle burgers. Dezen zijn verplicht om elkaar bij te staan, niet enkel tegen de vijand van buiten, maar ook tegen de vijand van binnen: brand!

„Van wat huse brant comt (aldus art. 17) ende de ghene, die int huys wonen, de brant voorstoppen ende verhelen willen, ende geene hulpe en roepen..., die verbeurt een Rynsche gulden”. V/ij maken hier kennis met het instituut van het „brandrucht” 6, dat ook voorkomt in Bolsward (1455, C en 1479, 115) en Sneek (1456, 206) en daar gesanctioneerd wordt met resp. acht en tv/intig pond boete. Het „brandrucht” is kennelijk een variant op de wapenroep: een appèl op het stedelijk saamhorigheidsbesef, uitgebracht dooreen burger-in-n00d.7

Zoals de alarmklok een versterkte wapenroep is, uitgebracht door de stad-in-nood, zo vormt de „brandtclock” een versterkt „brandrucht”. Art. 207 van het Sneeker stadboek van 1456 zegt: „Soe wie totten brandt nyet en quaem, als hy hoerde roepen ofte als die brandtclock geslagen wordde, om den brandt to stoppen, die verboert VIII pondt...”.8

Wat het brandweermaterieel betreft: blijkens cap. XCIX bevinden zich in het Bolsward van 1455 „om vrese des brandes sesthien ledderen ende acht brandthaeken totter stadt behoeff”. Sneek beschikt over „acht brandtleeren ende acht brandthaeken totter stadts behoef, ende

4 Vgl. A. Telting: „Het Politierecht der oude Friesche steden” („De Gids”, 1886).

5 Vgl. K. de Vries: „Stad en Sibbe" („It Beaken”, jg. XVII, nr. 6, 1955). 6 Wij ontlenen deze term aan de stadboeken van Bolsward (1455, XCIX en

1479, 114).

7 Vgl. K. de Vries: „Bijdrage tot de kennis van het strafprocesrecht inde Nederlandse steden benoorden Maas en Schelde vóór de vestiging van het Bourgondisch gezag” (diss. Groningen, 1955), blz. 16.

8 Vgl. Bolsward, 1455, Cl en 1479, 116, waar de boete eveneens acht pond bedraagt.