meer in één hand, zoals vóór 1795; (Reglement van 1 Oktober 1802). Er kwam een afzonderlijk Nedergerecht onder de naam

van Drostambt, dat twee of meer gemeenten omvatte. (Er waren in totaal 14, later 15 in geheel Friesland).

b. Uitvoerende Macht.

Aan het hoofd van iedere gemeente kwam een „Gemeentebestuur”, dat op het platteland 3—5 leden telde. Een eigenlijk hoofd schijnt

er niet te zijn geweest. Vermoedelijk rouleerde het voorzitterschap bij toerbeurt.

Het gemeentebestuur was belast met de „huishoudelijke administratie en de financiële belangen” van de gemeente, op het laatste punt van beleid bijgestaan door gecommitteerden, die niet alleen met het gemeentebestuur de heffing der dorpsbelastingen regelden, maar die tevens zorg moesten dragen voor het onderhoud

van straten, paden, wegen, tenzij „volgens oud gebruik de zorg hiervoor rustte op de dorpsarmvoogden.” De gecommitteerden moesten gekozen worden uit de meer gegoede ingezetenen, die dus a priori zouden zijn geïnteresseerd bij een goed beheer van de gemeentefinanciën. Naast deze „algemeene gecommitteerden” kwamen ook dorpsgecommitteerden voor.

c. Belastingen.

1. Voor belastingheffing was voortaan goedkeuring van het Departementaal Bestuur nodig.

2. Elke belastingheffing moest behoorlijk gemotiveerd en omschreven zijn onder goedkeuring van Gecommitteerden. Dit hield in, dat de gemeenten en dorpen een staat moesten overleggen van de inkomsten en uitgaven, benevens en dit was nieuw een begroting voor het volgend jaar. Aldus was handhaving van het financieel beleid behoorlijk gewaarborgd. (1805) Als voorbeeld laten wij hier een dorpsrekening van Hollum op Ameland volgen:

Rekening en Verantwoording der gehoudene dorpsadministratie over den Jaare 1808 wegens den dorpe Hollum op het Eyland Ameland.1

Ontvang. Uitgaave.

Bij het slot van rekening Tractement voor de Roomsch over den Jaare 1807 bij kas 325. 3. 8 pastoor 80.—,

1 Friesch Genootschap.