c. Verdere werkzaamheden.

Voor de verkoop van onroerend goed moest de Grietman „consent” geven. Particuliere overeenkomsten werden door zijn handtekening bekrachtigd. Van al deze werkzaamheden hief de Grietman rechten, hem toegekend bij Statenordonnantie. De inning geschiedde door de Secretaris van de Grietenij of de „gezworene clerq”. Van deze rechten brachten de „consentgelden” of de 56e penning van alle geproclameerd wordende vastigheden en alienatien en vervreemdingen het meeste geld in ’t laatje. Deze inkomsten en een omslag van enige stuivers per floreen waren de „Deelskosten”, die samen met de boeten, door het Nedergerecht opgelegd, inde particuliere kas van de Grietman vloeiden. Verantwoording hoefde hij niet af te leggen, maar wel was hij verplicht tot bezoldiging van

Bysitters en ambtenaren. Verkiezings- en administratiekosten kwamen eveneens te zijnen laste.

Onderwijs en Armwezen lagen buiten de ambtsbemoeiing van de Grietman. Dat waren zuivere dorpstaken.

Wel convoceerde hij de dorpsvergaderingen der stemgerechtigden tot het benoemen van kerkvoogden, schoolmeesters en armvoogden, maarde zaken zelve, die inde 19e eeuw tot de voornaamste taken van het Gemeentebestuur gingen behoren, waren toevertrouwd aan de kerk, voor zover het het onderwijs betrof; de armenzorg naast de diaconie aan een afzonderlijk college: de armvoogdij.

Het onderwijs eiste nog maar weinig van de „openbare kas”, want de schoolmeester had meestal enige bijbaantjes als koster, dorpsrechter, voorzanger, boekhouder van de kerkvoogdij, en was zelf vaak ook ambachtsman als schoenmaker, timmerman, brievengaarder.

De armenzorg vroeg des temeer. De dorpsbehoeften zijn dan ook in vrijwel alle dorpen identiek met geldelijke steun aan de armvoogdij.De armvoogdij van elk dorp kon op eigen naam belasting heffen: op jenever, turf, elders op het pondemaat of met de woninghuur als grondslag.

De Franse Revolutie

Wij zullen hier niet stilstaan bij de afzonderlijke staatsregelingen van 1798, 1801 en 1805, maar enkel de voornaamste veranderingen als gevolg van de gewijzigde opvattingen aangegeven.

a. In 1795 werd het Grietmanschap afgeschaft en de uitvoerende van de rechterlijke macht gescheiden. De lagere rechtsmacht en het bestuur lagen dus sindsdien niet