uit Bolswards burgerij bestemd. Van de voorbereiding van dit alles zal men bovendien maar betrekkelijk weinig hebben gemerkt, daar de totstandkoming van het monument al vrij spoedig een aangelegenheid voor twee personen werd, Ds. Joost Halbertsma en de Amsterdamse beeldhouwer Gabriël. Een briefschrijven d.d. 26 april 1822, door „de Commissie belast met het daarstellen vaneen gedenkteeken te Bolsward voor hunnen stadgenoot Giisbert Japiks”, gericht aan „de gezamenlijke Voogden van het Gasthuis te Bolsward” 1 verschaft ons over de gang van zaken enige nadere bijzonderheden. Allereerst vroeg men toestemming om het oorspronkelijk vastgestelde ontwerp „de buste van Giisbert op een voetstuk, dooreen hek omgeven inde open lucht” 2 te verlaten en een andere uitvoering te kiezen: „te weten, het doen vervaardigen van eene nis inde muur van het zuiderbaarhok inde Martinikerk alhier.” Genoemde brief, die door de voorzitter van de commissie, president-burgemeester Haitsma en de secretaris, de rector van de Latijnse school Dr. Schippers is ondertekend, besloot met een aanhaling van Joost Halbertsma, nl. dat zij wensen „een monument op te rigten, waaraan geen weêr schade kan toebrengen en de nakomeling nimmer iets te herstellen zal vinden”. Vervolgens bracht men het verzoek over van „de heer Halbertsma, om alles aan den kunstenaar en zijn Edele te willen overlaten, wanneer men dit laatste plan [dus de nis ineen muur van de Martinikerk] mogt goedkeuren, borg staande voor de goede ordonnantie en uitvoering.” Naast Halbertsma heeft dus ook de ontwerper en vervaardiger van het monument een belangrijke stem in het kapittel gehad. Al is het hedendaagse oordeel over het in 1823 geplaatste borstbeeld van Frieslands grote dichter nu niet bepaald onverdeeld gunstig, men had destijds toch een slechtere keuze kunnen doen. De stadsbeeldhouwer van Amsterdam Paul Joseph Gabriël (1785—1833) gold onder tijdgenoten als een uitstekend kunstenaar, die zich speciaal op het gebied van de portretbuste een zekere vermaardheid had verworven.3 Na een opleiding als miniatuurschilder en een tweejarig verblijf te Parijs (1805/ 07), waar hij zich op tekenen had toegelegd, koos Gabriël eerst op tweeëntwintigjarige leeftijd het beeldhouwen als beroep. In 1810 studeerde hij aan de Parijse Academie en later nog enige tijd te Rome.

1 Ms.-inv. archief St. Anthony Gasthuis, a.w., no. 322. Een in hout uitgevoerd ontwerp, dat aan deze beschrijving beantwoordt, werd onlangs door bemiddeling van de gasthuisvoogden aan de verzameling inde Oudheidkamer van Bolsward toegevoegd. 3 P. K. van Daalen, Nederlandse beeldhouwers inde negentiende eeuw, diss. Utrecht, ’s-Gravenhage 1956, p. 85 en p. 92.