het uitzicht gesteld naast een constatering van het feit, dat een verdrag tussen de Republiek en de Verenigde Staten „door overeenkomst in godsdienst, regeringsvorm en gewoonten als op de natuur schijnt te berusten”. De Heer van Lynden tot Hemmen, voorzitter der Staten-Generaal vanwege Gelderland inde wekelijkse presidiale toerbeurt per provincie (typerend verschijnsel inde Republiek der verenigde zeven souvereine provinciën) neemt de memorie welwillend in ontvangst. De Generale Staten vergaderen permanent (behalve des zondags) al sinds 1593, maar men kan van dit Hoge College niettemin geen directe beslissing verwachten. De zaken moeten eerst behandeld worden inde Provinciale Landdagen der Souvereine Provinciën. Daar traineert de zaak aanvankelijk. Zelfs de vroeger zo geïnteresseerde Amsterdamse kooplieden zitten stil. Vander Cappellen tot den Poll is verontwaardigd; hij schrijft aan Adams: „. . . ne voit on pas tous ces négotians, même eux, qui sont ruinés, se taire comrne s’ils avoient des cadenas a la bouche!”

Inde Kwartiersvergadering van Zutphen dringt de andere Vander Cappellen, de Geldersman, in vurige taal op een spoedige beslissing aan. De voorzitter der vergadering, de landdrost van Zutphen, weigert zijn voorstellen in behandeling te brengen. In Friesland ijvert het machtige kwartier Oostergo voor de Amerikaanse zaak; aanvankelijk evenmin met goed gevolg. Men geeft er de voorkeur aan, eerst een verbond met Frankrijk te sluiten.

De sympathie voor de Amerikaanse zaak is echter snel groeiende. De strijd in Amerika verloopt gunstig voor generaal Washington. De aandrang op de Staten-Provinciaal wordt steeds sterker.

In Gelderland doet Vander Cappellen, nu John Adams inmiddels bij de Staten-Generaal heeft gevraagd om een „cathegorisch antwoord” op zijn verzoek om toelating als Gezant, een nieuwe poging (februari 1782). Men acht het voorgaan van Gelderland in deze zaak echter niet gepast; op voorstel van de voorzitter besluit men, de houding van Holland en Zeeland, als de meest belanghebbende provinciën, af te wachten. In Friesland daarentegen is de tijd rijp. Op 26 februari 1782 nemende Staten van Friesland (met voorbijgaan van het kwartier der Steden, welks niet-ondertekening in het originele Statenbesluit met twee dikke inktkrassen is aangegeven!) het gedenkwaardige besluit, dat aan hun Gecommitteerden ter Generaliteit opdracht geeft, onverwijld stappen te doen voor de toelating van John Adams als Gevolmachtigd Minister der Verenigde Staten van Noord-Amerika (welker onafhankelijkheid daarmede zou worden erkend) en tot het aangaan met deze nieuwe Staat van een vriendschaps- en handelsverdrag. Dit voorgaan van Friesland deed