ARISTO- MAART 1939

hier doen deze niets anders, dan het individualisme tot het uiterste doorvoeren en systematiseeren.

Een vluchtige maar onbevooroordeelde blik op de resultaten eener vergelijkende cultuur-geschiedenis wijst allerduidelijkst uit, dat het postulaat, waar heel deze illusie op berust, niet met de werkelijkheid overeenkomt. Dit veronderstelt n.l. dat het menschelijk geslacht slechts één enkele beschaving kent en dat deze zich in een rechte en ononderbroken lijn ontwikkeld heeft. Dat is zóó tastbaar onjuist, dat de aanhangers zelf van den „vooruitgang’ later deze ononderbroken, rechtlijnige ontwikkeling moesten verloochenen en zijn gaan spreken van 'n „rythme van den vooruitgang , in dien zin, dat er perioden van inzinking en andere van vooruitgang zijn geweest, die echter, alles bij elkaar, toch een steeds voortschrijdende ontwikkeling opleveren.

Zelfs in dezen vorm, is de gedachte onhoudbaar, want er is niet één beschaving, er waren stééds, en er zijn nog altijd, meerdere verschillende, en zelfs uiteenloopende, beschavingen. „De geschiedenis toont ons inderdaad, in ieder tijdvak, beschavingen die van elkander onafhankelijk zijn, die dikwijls zelfs uit elkaar loopen ; waarvan er enkele ontstaan en zich ontwikkelen, terwijl andere in verval verkeeren en sterven, of plotseling dooreen of andere ramp vernietigd worden ; en de nieuwe beschavingen nemen lang niet altijd de erfenis der oudere in zich op. 5) Zelfs zijn tal van beschavingen totaal verloren gegaan, waarvan niets anders dan de herinnering bewaard bleef; er zijn andere beschavingen, waarvan wijde historie, de geboorte, ontwikkeling, verval en ondergang, geheel kennen, zooals bijvoorbeeld de Egyptische, en die hun verworvenheden bijna spoorloos mee in hun graf namen. Ja, zelfs in onzen tijd zijn er nog meerdere beschavingen, die volkomen naast elkaar staan, een specifiek eigen karakter hebben en als zoodanig zich hardnekkig verzetten tegen de penetratie der moderne Europeesche mentaliteit, zooals o.a. die van den Islam, de Hindouïstische en de Chineesche beschaving. Men moet wel geheel verblind zijn, door de illusie van DE Beschaving, om deze werkelijkheden niet

te zien.

En even goed als er tal van beschavingen zijn en waren, zoo zijn er ook „inden ontwikkelingsgang van ieder hunner, of in bepaalde meer of minder beperkte perioden van die ontwikkeling, „vooruitgangen”; niet echter ten opzichte van alles, zonder onderscheid, doch van dit of dat bepaald gebied... Zooals er echter vooruitgangen zijn, zoo zijn er ook achteruitgangen en somtijds komen

5) René Guénon. Oriënt et Occident, Paris, z.j., blz. 28.