MAART 1939 ARISTO-
den boom is hem voldoende om hemelsche gezondheid uit aardschen ademtocht te putten.
Het succes en de roem welke een doel zijn voor hem die in geestelijk opzicht niet is en nooit iets zal wezen, vertegenwoordigen niets dan een voorval, min of meer aanvaardbaar, voor hem die streeft naar te zijn en voor wie zal wezen.
Het lichaam is de kerk (opgetrokken uit gebeente en gesteente, uit alle chemische, vegetalische, biologische, archaeologische en astrale elementen die vervat zijn en leven in geheel het animale, vegetale en minerale rijk), de kerk, het menschdom geschonken, opdat de geest zich actueere, zich openbare en zij. Indien de kerk (het lichaam) in ontbinding uiteenvalt, vergaat de geest niet (prachtige eeuwige gemeenplaats) ; zooals wanneer kathedralen ineenstorten, die wonderen van bouwkunst, het verlangen niet vergaat, noch de geheimzinnige bezieling, waaruit die kathedralen ontstonden. Het Rijk der Hemelen stort niet neer, wanneer een aardbeving tempels en altaren vergruist; zoo ook valt de geest niet uiteen wanneer ziekte, ouderdom en dood het noodkerkje van zijn dierbaar lichaam tot stof doen vergaan.
Ook inde rijkste paleizen raakt de lucht bedorven en moet men de vensters openen, naar buiten kijken, verderop kijken, andere en eindelooze eenzaamheden schouwen en waardeeren, welke op hun beurt wezenlijke en broederlijke gezellen zoeken of, als de tijd nog niet gekomen is, wijdere en niet minder broederlijke eenzaamheden.
Het lichaam (de aarde) heeft een enorm crediet te herwinnen. Maarte dien einde moet het zich vooraf de volstrekte overtuiging bijbrengen van zijn recht erop. De medewerking op alle gebied is een essentiƫele voorwaarde voor leven en voor ultraleven. Het is niet genoeg te zeggen: ik geloof, en wachten, tot het manna uit den Hemel valt. Men moet gereed staan om het op te vangen, onverschillig op welk oogenblik het neerkomt.
Het reeds gezegde met een zekere vreugde opnieuw beleven en voor zichzelf herhalen, niets daaraan te hebben toe te voegen, verraadt in zekeren zin een machteloosheid, maar bevestigt anderszins dat men iets fundamenteels en lichtends heeft gezegd, geuit of gezongen. De poƫzie kent zulke volmaakte oogenblikken. Zij detacheert, maakt vrij, fixeert sommige (waaronder de meest alledaagsche) on veranderlijke situaties van den geest.
Lucugnano GIROLAMO COMI Lecce (Puglie)