natuarlijk ook politieke gevolgen heeft, bestempelt met den naam staatssocialisme, zooals dat vroeger werd verstaan, daar kwam ik tegen op. Ik kan het niet helpen dat Mr. Levt het niet met my eehs is, ik kan alleen in het kort myn standpunt uiteen zetten.
Tegen hetgeen de heer Koeterhoest gezegd heeft, moet ik even opkomen. In de eerste plaats bejammer ik het, want dat was een wanklank in dit debat, dat hij' het even voorstelde alsof ik had toegejuicht wat in Engeland in de munitiefabriek was gebeurd. Ik heb dat niet toegejuicht, ik heb alleen het feit geconstateerd, naar aanleiding van wat in het debat was opgemerkt. Ik geloof niet, dat een zoodanige wijze van debatteeren in deze vergadering algemeen moet worden gevolgd.
Dan heeft de heer Koetenhokst herhaaldelijk verzekerd, aan het begin en aan het slot, dat hij het roerend met mij eens was. Het was juist andersom. Hij wekte bijv. de voorstelling, alsof ik een voorstander zou zijn van het denkbeeld, dat de arbeiders mogen mede spreken in de prijspolitiek van een bepaald bedrijf. Ik behoef dat niet breedvoerig uiteen te zetten, dat is mijn betoog averechts begrijpen. Ik heb juist het tegenovergestelde betoogd, en ik zou mij de moeite getroosten, zelfs op dit late uur, om dat betoog opnieuw te leveren, wanneer ik niet de overtuiging had dat de eenvoudige lezing van mijn praeadvies, dat ook na vandaag blijft bestaan, den heer Eoetetthokst moet overtuigen dat hij mijn standpunt verkeerd begrepen heeft. Tegen wat hij verdedigde, ben ik nadrukkelijk opgekomen en ik heb zelfs betreurd, dat Katholieke sociologen dat voorstaan. Wat hij voorstaat en wat de heer Veeaart voorstaat is, geloof ik, niet in het belang van de gemeenschap en niet in het belang van een goede ontwikkeling van ons economisch leven.
De Vooezittee: Mij rest thans, als Voorzitter van deze Vereeniging, de aanwezigen, en wel in de eerste plaats den praeadviseur en dengenen, die aan het debat hebbe*. deelgenomen, dank te zeggen voor hetgeen zij hebben bijgedragen tot het welslagen van deze bijeenkomst. Van de sprekers heb ik verschillende vroeger ook reeds hooren spreken en, zonder dat ik het behoef te motiveeren meen ik te mogen verklaren, dat ik van de meesten van hen nieuwe klanken heb gehoord. Dit is ook niet te verwonderen. De maatschappij is zich tegenwoordig zoo snel aan het ontwikkelen en vertoont verschijnselen waaraan wij vroeger nooit hadden gedacht, zoodat ook onze denkbeelden nu en dan wel nieuw moeten zijn. Het is dan ook zoo goed dat wij, menschen van verschillende richtingen, nu en dan bijeen komen en van elkanders standpunt kennis nemen. Allicht neemt de een iets over van den ander. Ik geloof dat de tegenstellingen, die zich natuurlijk hebben geopenbaard, toch niet zóó groot en zóó principieel zijn, als zij geweest