hot met hem absoluut oneens ben op dit punt. Ik kan geen oogenblik inzien, waarom het monopoliseeren van de exportnijverheid, in mijn woorden vertaald, het ook als gesocialiseerd bedrijf uitoefenen van dat deel van de productie, dat op het produceeren van producten voor de buitenlandsche markt is ingericht, zou moeten leiden tot het opgeven van den vrijhandel omdat men anders voor het gevaar van dumping zou staan. Ik geloof, wanneer de heer Lbvy in dat verband sommige bladzijde van mijn praeadvies nog eens naleest, dat hij zal zien dat voor die bewering weinig grond bestaat. Hij zeide ook; men zou dan aan Nederlandeirs moeten verbieden hun geld te beleggen in de buitenlandsche industrie, want men mag zijn buitenlandachen concurrent niet sterk maken. Hier is toch een misverstand bij den heer Levt. Ongetwijfeld zal, wanneer de gemeenschap de productie regelt (om het zoo maar te zeggen in een algemeen en term) iedere natie er voor zorgen haar productieve kracht zoo hoog mogelijk te outilleeren, haar kapitaalkracht zoo groot mogelijk te doen zijn. Ongetwijfeld, maar zij zal geen kapitaal in het land behoeven te houden uit vrees, de buitenlandsche concurrentie sterk te maken. Het misverstand is, dat gij den buitenlandschen producent altijd blijft zien als concurrent, in denzelfden gedachtengang die tot nog toe gold voor het binnenland. Maar, even goed als wij in het binnenland krijgen in plaats van tegenstelling van belangen, solidariteit van belangen, even goed zullen wij daarna moeten streven en zal dat verwezenlijkt moeten worden internationaal. Zelfs tegenstanders, menschen als prof. Veraart, zien dat in, in die richting moet het ongetwijfeld gaan zijn we reeds bezig te gaan.

Ik kom thans, omdat ik mij tot enkele punten moet beperken, tot een paar opmerkingen van den heer van deb Wal. Als ik hem goed begrepen heb, heeft hij geconstateerd dat nog niet is uitgemaakt dat een organisatie als thans in het drukkersbedrijf bestaat op den duur houdbaar is. Ik neem van die verklaring akte. Ik geloof, ook, dat de heeren die deze organisatie voorstaan wel wat te vroeg gejubeld hebben en het doet mij genoegen dat dit geconstateerd wordt door iemand die aan het tot stand komen van die organisatie heeft medegewerkt. Nu zegt de heer van der Wal, die het overigens in vele opzichten met mij eens is dat ik toch te veel kwaad gesproken heb van die economische bedrijfsorganisatie. Hij zegt 0.a.: tan den Tempïjl heeft wel in zijn praeadvies beweerd, dat de economische bedrijfsorganisatie de werkloosheid vermeerdert, maar in sommige' gevallen heeft zij de werkloosheid juist beperkt. Hij noemde daarvan een paar voorbeelden en ik geef toe, op dat beperkte gebied en voor bepaalde individueele gevallen heeft de economische bedrijfsorganisatie alleen reeds omdat zij organisatie is tegenover de vroegere bandeloosheid er toe geleid dat werkloosheid voorkomen werd. Daartegenover staat echter, dat de geheele opzet van de economische bedrijfsorganisatie.