Wanneer in myn vak, de sigarenindustrie, in de naaste toekomst een poging in die richting zou worden gedaan en onze organisatie kwam voor de vraag of zij dat zon bevorderen, dan zou ik het zeer toejuichen dat dit geschiedde. Niet, omdat ik verwacht dat daardoor de werkloosheid zou worden verminderd, althans niet in sterke mate, maar wel omdat ik in zoodanige regeling een krach tigen steun zie voor het vele andere, dat de organisatie doen moet. In mijn eigen bedrijf meen ik dadelijk te kunnen aantonnen dat inperking van het aantal beoefenaren niet tengevolge behoeft te hebben vermindering van werkloosheid. Onze industrie is in hooge mate afhankelijk van den export, en vermindering van export die werkloosheid kan veroorzaken is afhankelijk van tal van factoren, die echter met het aantal werklieden in het bedrijf niets te maken hebben. Ik ben dan ook overtuigd dat het tegenwoordige percentage van werkloozen, dat 90 รจ, 95% bedraagt, naar verhouding niet minder zou zyn geweest wanneer het aantal arbeiders 50% ware geweest van wat het nu werkelijk is. In bedrijven die aangewezen zijn op den export en ik vermoed, ook in bedrijven die daarop niet zijn aangewezen, maar daarvan weetik niet genoeg om er een oordeel over te durven vellen kan men op de werkloosheid geen noemenswaarden invloed uitoefenen door beperking van den toevoer van arbeiders, althans niet voor langeren duur. Nochtans ben ik overtnigd dat in ons bedrijf een dergelijke maatregel heilzaam zou kunnen werken.

Hiermede kom ik, als ik het wel heb, min of meer in tegenspraak met den heer tan den Tempel, die van dergelijke regelingen vreest dat zij de socialisatie-idee zonden tegenwerken, die zoo zachtjes aan gemeengoed begint te worden. (Kilariteit). Nog niet geheel en al, dat heb ik ook wel bemerkt nit de nitingen van enkele sprekers, er zijn ook nog tegenstanders van (hilariteit), maar dat wil daarom nog niet zeggen dat mijn meening onjuist is, want men kan in zijn binnenste wel tot de conclnsie komen: ja, het kan toch niet anders, en als men naar buiten spreekt zich als een hevig tegenstander den volke vertonnen, tot het niet meer te redden is. Men zegt hier, het omgekeerde kan ook, maar voorloopig meen ik tot mijn opvatting nog gerechtigd te zijn. Voor het doordringen van de socialisatie-idee ben ik ook volstrekt niet bevreesd in het stelsel, dat prof. Veraart voorstaat. Ook al heeft men dat nadien als een specifiek Katholieke opvatting voorgesteld, dan is dat nog geen reden om mijn veronderstelling op zijde te schuiven. Het is toch wel eens meer gebeurd dat men iets poneerde om iets anders te bestrijden, en dat daardoor dat andere juist werd bevorderd en bevestigd.

Ik geloof dat de heer van den Tempel in dit opzicht nogal zwaartillend is. Wanneer een bedrijf gaat in de richting waarin thans het typografenbedrijf zich reeds beweegt, dan zal men