dracht op het groote belang van de oprichting dezer sectie, omdat hierdoor een verzameling chemici zich in het bijzonder gaat bezig houden met de belangrijke studie van de brandstoffen en haar toepassingen. De beste studie over dit uitgebreide onderwerp zou kunnen worden gemaakt door een scheikundige met een sterk accent voor werktuigkundig ingenieur of door een werktuigkundig ingenieur met een uitgesproken scheikundig accent, want de meeste vraagstukken bewegen zich op beider terrein.

Spreker ging daarna over tot het geven van een overzicht van verschillende energie-omzettingen, aan de hand van eenige lantaarnplaatjes.

Achtereenvolgens werden behandeld de warmtebalans van:

1. een glasoven.

2. een vertikaal oveninstallatie voor het maken van koolgas.

3. een apparaat ter bereiding van watergas volgens het bestaande systeem met 50 O/o nuttig effect en volgens de verbeterde werkwijze Rutten met 84 0/q nuttig effect.

4. de electrische centrale met 14 0/q nuttig effect.

5. een locomotief met 7 (>lq nuttig effect.

6. van verschillende kachels voor huishoudelijke verwarming als vaste brandstofkachel met 60 nuttig effect, gaskachel met 90 0/q nuttig effect en electrische kachel met 100 0/q nuttig effect.

Aan het eind van zijn voordracht wijst spreker er op, dat niet alle verliesposten in een of ander procédé eenzelfde beteekenis hebben. Sommige zijn geheel te ontgaan (verlies door onverbrand), andere kunnen slechts tot een zeker bedrag worden verminderd (schoorsteenverlies), terwijl weer andere in hun bestrijding te kostbaar worden (straling).

De heer Wirtz ziet in een vruchtbare samenwerking van deze sectie met het Rijksinstituut veel heil.

Ir. J. W. Melser Bourgognion. „Inleiding tot de excursie aan de Nijmeegsche Gasfabriek”, gevolgd door een bezoek aan de Gasfabriek.

Dr. J. F. VAN Oss, „Ervaringen bij efficiencywerk op het gebied der warmte-economie”.

Efficiency-werk heeft ten doel de kosten per eenheid tot een minimum terug te brengen. Bij het gebied der warmte kan men dus zeggen, dat het doel is per calorie een zoo laag

mogelijken prijs te betalen en dan weer per calorie een zoo hoog mogelijk nut te' trekken. Spreker vermeldt, dat hij in zijn practijk zoowel bij particuliere instellingen als bij gemeentelijke bedrijven daarvan zeer eigenaardige voorbeelden heeft aangetroffen.

De overtuiging, dat op dit gebied hier te lande nog veel te doen is, heeft indertijd geleid tot het oprichten van het Technisch Economisch Genootschap met het daaraan verbonden Warmtekrachtbureau te Amersfoort, waarvan de adviezen in vele gevallen tot groot voordeel hebben geleid. Spreker gaf een voorbeeld van een fabriek, die werkte met een rendement van 40 0/q, terwijl eigenlijk 80 0/q bereikbaar moest zijn. Door voorlichting van kundige ingenieurs was hierin in betrekkelijk korten tijd een groote verbetering gebracht.

Spreker wees er ook nog op, dat het bij gemeentelijke bedrijven, als bijv. electrische centrale en gasfabriek, van zoo’n groot belang is om ieder op zijn eigen terrein werkzaam te laten zijn en sprak met volle overtuiging uit, dat verwarming van gebouwen met electriciteit nooit zal kunnen worden doorgevoerd, omdat deze installatie minstens het dubbele kost van een met gas gestookte verwarmingsinrichting en dat het gas als bron van verwarming voor huizen en groote gebouwen beslist de toekomst zal zijn.

Dr. Ir. J. F. Nellensteyn. „Een en ander over asphalt”.

De studie van de asphaltachtige stoffen verduidelijkt het verband tusschen de koolsoorten en de bitumineuze, vloeibare brandstoffen. Asphalt zelf behoort ongetwijfeld tot de bitumineuze brandstof. Het is mogelijk uit de eigenlijke asphaltstoffen of asphalten en allerlei overgangsvormen, wat betreft smeltbaarheid en oplosbaarheid, tot de koolsoorten te bereiden, zonder deze stoffen aan ingrijpende chemische invloeden bloot te stellen, terwijl ook de omgekeerde overgang mogelijk is. Door Dr. Nellensteyn is deze omzetting in het bijzonder bestudeerd voor een zwavelvrij Borneo product, een kunstmatig door hem zelf bereide asphalt.

Het bleek hem daarbij, dat door langdurige extractie met verschillende oplosmiddelen, oplosbaarheid en smeltbaarheid voortdurend verminderde, tot tenslotte vrije koolstof werd verkregen. Dit verschijnsel kan volgens spreker alleen colloïd-chemisch worden verklaard.