Hierin zit 21 zuurstof, welke zou kunnen dienen voor verbranding van 11 K.G. koolstof, hetgeen kan geven 0,25 0/q van de voelbare warmte der ingebrachte cokes. Bij het openen voor laden en ontladen van de cokes zal er bovendien iets lucht in het systeem komen. De hoeveelheden zijn echter niet aan te toonen en in ieder geval verdwijnend klein, zoodat het bereikte eindcijfer der stoomproductie hierdoor niet noemenswaardig wordt beïnvloed.
Hier volgt een reeks gasanalyses, waarvan twee aan twee telkens genomen zijn na de vulling van het koelvat met gloeiende cokes en voordat tot eene nieuwe vulling werd overgegaan.
Het tijdsverschil is achtereenvolgens 13', 20', 19' en 16'.
De voor de verbranding van de waterstof benoodigde hoeveelheid zuurstof wordt aan de naar binnen gezogen lucht onttrokken, zoodat voor de verbranding van koolstof minder zuurstof beschikbaar is. Hieruit volgt, dat verbranding van koolstof in mindere mate plaats heeft, dan volgens de voorgaande berekening zou kunnen geschieden. Het koolzuurgehalte neemt slechts in onbeteekenende mate of in het geheel niet toe, terwijl ook het kooloxydegehalte weinig verandering ondergaat.
De aanwezigheid van waterstof is veroorzaakt door het storten van niet voldoende ontgaste kamers.
Eenige analyses na afloop van de laatste vulling met gloeiende cokes genomen, geven evenmin verbranding, behalve van waterstof aan.
IV. V. VI. VII. VIII. IX. X. XI. CO2 6,5 7,0 8,6 8,8 13,3 12,4 12,5 11,7 02 0,2 0,2 0,3 1,0 0,3 0,7 0,3 1,2 CO 6,7 6,6 6,9 6,4 4,5 4,5 7,0 6,5 CHi 2,6 2,2 2,0 1,1 0,2 0,2 0,1 0,1 H 2 18,4 11.9 11.4 6,7 0,4 1,3 3,8 1,7 N2 65,6 72,1 70,8 76,0 81,3 80,9 76,3 78,8
De analyses van het gas na 8 minuten, geven een aan C gebonden zuurstofcijfer van 14,3 O/o'. na 53 minuten van 14,3 O'o uur 25 minuten van 15, t'/c- terwijl hiernevens het percentage vrije zuurstof stijgt.
De conclusie kan dus worden getrokken, dat terwijl ten gevolge van de onvermijdelijke poreusheid van de wanden en van de temperatuurverschillen in het koelvat inzuiging van lucht plaats heeft en deze lucht in geringe mate aanleiding zoude kunnen geven tot verbranding van cokes, deze verbranding practisch van geen beteekenis is, omdat de temperatuur in het systeem in het algemeen daarvoor niet voldoende hoog is.
Uit een groot aantal analyses, een 60-tal, werd nog een oordeel gevormd omtrent het explosiegevaar. Hiervoor is van belang het zuurstofgehalte, het kooloxydegehalte en het waterstofgehalte.
Het zuurstofgehalte is steeds laag. Kort na eene lading is het meestal nul. Het stijgt langzaam en bereikt zijn maximum aan het eind van den nacht, waarbij als hoogste cijfer 3,6 O/q werd gevonden. Maar dan is de inrichting koel en het gehalte aan explosieve gassen het laagst. Bij een dergelijk gering zuurstofgehalte, kunnen de koelgassen op zich zelf geenerlei explosiegevaar opleveren.
Eene andere vraag is, of explosie kan optreden, wanneer de gassen vermengd worden met eene grootere hoeveelheid lucht.
Het kooloxydegehalte, dat gemiddeld ongeveer 10 0/0 is, kan tamelijk hoog stijgen tot een maximum van 19 0/q. Het waterstofgehalte blijft gewoonlijk onder 8 lndien men echter onafgewerkte kamers in het koelvat stort, stijgt het vrij aanzienlijk en het is voorgekomen, dat een gehalte van 19 3/o bereikt werd. In het ongunstigste geval zou men dus een gas kunnen krijgen, dat bestaat uit 40 0/0 van een mengsel van kooloxyde en waterstof, dat te vergelijken is met watergas en 60 9,q koolzuur en stikstof. Voor een watergas-luchtmengsel liggen de explosiegrenzen bij gewone temperatuur, tusschen 12,5 en 66,6 O/q watergas. Het koolzuurstikstofmengsel van het gas zou in sterke mate door lucht moeten worden vervangen, om een explosief mengsel te verkrijgen. In de practijk komt eene dergelijke vervanging niet voor.
Overigens behoort men er voor te zorgen, niet dergelijke onafgewerkte kolen in het koelvat te storten.
Tij 1 na laatste lading met gloeiende cokes S min. 53 min. 2 uur-25 min. CO-, 7,3 0,0 10,9 0,0 13,9 O o 0,4 „ 1,4 „ 2,1 „ co 14,0 „ 6,8 „ 2,1 „ C Hj 1,5 „ 1,5 „ 0,0 „ 8,9 „ 1,9 „ 0,1 „ N., 67,9 „ 77,5 „ 81,8 „