BU ITENLAN DSCH E BERICHTEN.
A. P. Delahaye. f Terwijl op Frankrijks velden de jongere onzer Fransche vakgenooten elk oogenblik door den dood worden bedreigd, laat deze ook de oude gardé niet met rust. In het laatst van het vorige jaar overleed A d o 1 p h e Philibert Delahaye, bij ons bekend als Secretaris en oud-President van de „Société Technique du Gaz en France” en als leider van het ~Journal des Usines a Gaz”. Aan sommigen onzer leden was hij persoonlijk bekend, door zijne bezoeken aan Holland of door zijn secretariaat van de oude internationale photometrie commissie. Het „Journal des Usines a Gaz” werd door hem geleid van 1885 af tot aan zijn dood. Schafer’s gasboek werd door hem in het Fransch vertaald; in 1887 en 1890 zijn boeken van hem verschenen over toepassing van gas.
In 1870 streed hij als officier voor zijn vaderland; op den dag van zijn dood stonden twee van zijn zoons te velde. X.
D. M o n n i er. t Fen tweede Franschman, een der veteranen, is ook in het laatst van 1914 overleden. Wie onzer kent hem niet van naam, kent niet de grafica van Mennier voor de strooming van gas door buizen. Deze grafica, in Schilling en andere handboeken overgenomen, werden voor het eerst gepubliceerd in 1876 iri Monnier’s , Aide-mémcire peur Ie calcul des conduites de distribution du Gaz d’éclairage et de chauffage.” 'x
Duitschland’s gebrek aan salpeter. Men weet, dat evenals vroeger de sal peter zelf voor het buskruitmaken onmisbaar was, dit thans ’t geval is met het salpeterzuur, dat trouwens in hoofdzaak uit salpeter gemaakt wordt. Engeland verwachtte dan ook, door afsnijden van den toevoer van Chilisalpeter, de Duitsche vuurwapenen allengs te kunnen doen verstommen. Ook de landbouw zou om salpeter verlegen zijn, hoewel niet in die mate. Dat de oorlog toch nog steeds voortwoeden kan, ligt aan de vergevorderde industrie der stikstofverbindingen, die in de salpeterzuurbehoefte zoowel als in die aan stikstofhoudenden kunstmest afdoende voorzien. Enkele feiten en cijfers hieromtrent geven wij hiei'cnder.
De invoer van Chili-salpeter in Duitschland bedroeg ongeveer 800 000 ton ’s jaars. Gewoonlijk was + V-. hiervan voor de industrie beschik baar, de rest ging op den akker. De militaire overheid heeft thans beslag gelegd op zooveel zij noodig had, en kan met gerust geweten den totalen voorraad nemen. Dit is genoeg om voor eenigen tijd in de eveneens wel ten minste tot het vijfvoudige gestegen productie te voorzien. Waarschijnlijk was er in Antwerpen bij den buit ook nog wel wat salpeter, langs die haven, toch kwam het meeste Chili-salpeter in Europa. Men weet echter, dat niets gemakkelijker is dan salpeter te vernietigen, men behoeft het maar in ’t water te storten.
In noi malen tijd had men te beschikken over een gioot deel van de Noorsche kalksalpeterproductie van 100.000 ton per jaar. Weliswaar is die thans contrabande, maar het procédé, dat grootendeels met Duitsch kapitaal -werd uitgevoerd en beschermd is door patenten van Duitschen oorsprong, werd alleen om economische redenen in Duitschland zelf niet toegepast: Noorwegen had de goedkoopste electrische energie door zijn watervallen. Thans, nu de prijs van het Chili salpeter reeds tot 23 mark per 100 KG. gestegen is, is dit een andere quaestie, en is de fabricatie in Duitschland wellicht voordeelig geworden.
Er is nog een derde bron van salpeterzuur bekend, nl. de oxydatie van amirtoniak door lucht, waarbij stikstof-oxyden, en weer zeer bruikbare stikstof, ontstaan. Dit is Ostwald’s procédé, dat, na eenige jaren niet tot toepassing in ’t groot te iijn gekomen, thans' onder de auspiciën der Hoechster Farbwerke tot een groote industrie geworden is, waarover evenwel nog geen getallen werden veistrekl. Ammoniak maakt men op verschillende wijzen in vrijwel onbeperkte hoeveelheid.
Dit IS dan ook hoog noodig, want de landbouw verbruikte naast het Chili-salpeter in 1.914 niet minder dan 460.000 ton ammoniumsulfaat, waarvan dus thans wel 150.000 a 200.000 ton' méér noodig zullen zijn. Tot voor kort voerde Duitschland ammoniumsulfaat in, en nog wel in‘ hoofdzaak uit Engeland. Sedert 1913 is dit veranderd. De Deutsche Ammoniak-Verkaufs-Veretntgurig te Bochum geeft op, dat in 1914 dooide cokes-ovens en gasfabrieken alleen 549.000