van Volwassenen en Kinderen van dezen jaargang bl. 125—129, komt een artikel voor over het Landsopvoedingsgesticht te Semarang, dat uiteraard mijne opmerkzaamheid trok. De Schrijfster, Mej. Mr. J. O. Knottnerus, toonde indertijd hare belangstelling in de dwangopvoeding in Ned-Indie door ook het gesticht voor opvoeding van regeeringspupillen te Semarang met een bezoek te vereeren, dat nog zeer versch in mijne herinnering ligt, vooral omdat bezoeken van Hollandsche dames op doorreis in Indië nu juist niet tot de alledaagsche zaken in ons gesticht behooren.
Mej. Knottnerus bezit een voor een eenigszins vruchtbaar bezoek zoo gewenschte critische blik, gescherpt bovendien door de vanzelfsprekende verschillen tusschen Europeesche en Indische gestichten van dezen aard.
Vele zaken doen uiteraard in een gesticht als dit, bestemd grootendeels voor de Inlandsche jeugd, aanvankelijk eenigszins vreemd aan, vooral wanneer men kersversch uit Europa komt en het oog nog niet geheel is ingesteld op Indische toestanden.
Maar bij alle hulde, die ik gaarne breng aan den critischen blik van de schrijfster, moet ik toch vragen, of er niet wat eenzijdigheid heerscht in hare beschouwingen en of zij de billijkheid niet ietwat uit het oog heeft verloren.
Zoo, wanneer de geachte Schrijfster in den aanvang van haar stuk vermeld, dat in 1918 bij de invoering van de strafrechterlijke Kinderwetten in Indie slechts 1 Landsopvoedingsgesticht bestond, het onderwerpelijke gesticht te Semarang. „En dat heette in dit millioenenland de „regeling" der dwangopvoeding.” Nu, ik weet niet, wat haar tot deze boutade aanleiding gaf, in de feiten ligt ze niet. Immers ieder begrijpt, dat dit hier in Indië heette het bescheiden begin van de dwangopvoeding, een eerste proefneming, die eerst bij welslagen aanleiding kon geven tot uitbreiding. Is men dan in Holland met 10 gestichten tegelijk begonnen?
Bovendien corrigeert de geachte Schrijfster onmiddellijk haar eenigszins ironischen uitval door mede te deelen, dat het particulier initiatief niet achterbleef en van den aanvang af een beduidend aantal regeeringspupillen kon plaatsen. Men kan natuurlijk verschillen in waardeering van de particuliere verzorging van kinderen, ook misdadige, maar ondergeteekende althans vindt het te prijzen in de regeering van dit milHoenenland, dat zij de particuliere hulp niet versmaadde, maar aanstonds in hare maatregelen als het ware met deze hulp rekende.
En dan, wie eenigszins op de hoogte is met de zeer scherpe bezuiniging, die nu reeds enkele jaren in alle overheidsdiensten als eene verschroeiende sirocco geheerscht