opvoedende leiding en toezicht in de maatschappij. De uitstekende uitwerking daarvan in Westersche landen berust eenerzijds hierop, dat reeds het uitspreken van het vonnis, het strafbaar slecht verklaren van een gepleegde handeling (is dat niet een der meest fundamenteele functies van de strafrechtspleging ?) zoodanige weerklank vindt bij den dader zelf en bij de bevolking, dat dikwijls reeds daardoor het misdrijf als voldoende gestraft en voor het vervolg voorkomen kan worden beschouwd. En anderzijds kan alleen dan de leiding in de maatschappij van een onder toezicht gestelde of voorwaardelijk veroordeelde afdoend resultaat hebben wanneer inderdaad de veroordeeling van het gepleegde feit en al de voorwaarden het gedrag betreffend die den veroordeelde bij vonnis gesteld worden, niet alleen door hem zelf maar ook door zijn geheele omgeving gevoeld worden als juist en rechtvaardig en wenschelijk. Reeds in Nederland is dit criterium voor de toepassing van de voorwaardelijke veroordeeling en de onder toezichtstelling van het grootste practisch belang. Voor Indie zal om deze overwegingen voorwaardelijke veroordeeling en onder toezichtstelling voorshands slechts zeer beperkte beteekenis kunnen hebben. Wel zou zij natuurlijk voor de Europeanen succes hebben. Voor Inlanders en vreemde Oosterlingen alleen op die plaatsen waar en in zooverre als op den duur zou kunnen verkregen worden dat een strafrechterlijke uitspraak en een strafrechterlijk ingesteld toezicht niet met verholen tegenwerking, maar met duidelijke medewerking van de bevolking zou worden beantwoord. Een zeer interessante opmerking vinden wij, eenigszins in dit verband, bij Internatus '), die erop wijst dat, naast het Leger des Heils, dat voor Europeesche gestraften zou kunnen optreden, wellicht de vereeniging Mohamadijah een overeenkomstigen invloed op inlandsche gevangenen zou kunnen uitoefenen. Wij wijzen in dit verband ook op het artikel van den Heer Binnendijk in dit nummer, waarin gesproken wordt van een bezoek aan het Landsopvoedingsgesticht door vertegenwoordigers van de Vereeniging Mohamadijah, die het oprichten van een particulier opvoedingsgesticht in overweging hadden. De krachten uit de Indische maatschappij (het zij dan de genoemde Vereeniging of welke andere ook) die zich voor dergelijk werk in de gestichten beschikbaar stellen, kunnen op den duur ook voor toezicht en leiding van Inlanders, die voorwaardelijk veroordeeld of onder toezicht gesteld zijn, gebruikt worden. In aansluiting aan den arbeid van Rechters,

1) Ter voren aangehaaide plaatse bl. 121, 137