maar tc onderzoeken valt in hoeverre zij bij het zoeken van weg en richting gebruik kan maken van de Nederlandsche, in het algemeen van de Westersche ervaring en wetenschap.
De verschillen tusschen Nederland en Indie zijn, uit strafrechtelijk oogpunt, ontzaggelijk. Indie met haar gemengde bevolking van inlanders van verschillenden stam, van „vreemde Oosterlingen”, onder wie de Chineezen de voornaamste plaats innemen, en van Europeanen. Die allen van verschillend geloof en zeden doch levende onder een Regeering en een strafwet, die in hoofdzaak Nederlandsch zijn. Men denke aan het verschil van opvatting betreffende den persoonlijken eigendom, betreffende sexueele handelingen, betreffende de wijze van afhandeling van veeten! En men bedenke dat strafrechtspraak en strafuitvoering liggen in hoofdzaak in handen van Europeanen, die een niet volledige kennis van, niet een volledig contact met de zeden en opvattingen en gevoelens van de inlanders en nog minder van de „vreemde Oosterlingen” hebben. Dat zijn fundamenteele verschillen met de toestanden zooals zij in Nederland bestaan en in elk land dat, van niet gemengde bevolking en geregeerd door regeerders uit den eigen stam, in het algemeen instemt met de strafwet en de wijze van handhaving daarvan. En die verschillen zijn van fundamentale beteekenis voor het practisch strafrecht. Zij beteekenen in de eerste plaats, dat de Indische strafrechter van Nederlandsche herkomst bij zijn vorming naast juridische en criminologische kennis zich bovendien zoo volledig mogelijk inzicht zal moeten vergaren van wat er in hoofd en gemoed van den Inlander omgaat en daaraan zou (als wij Internatus') mogen gelooven) nog wel een en ander ontbreken als wij een . noodzakelijken —■ hoogen maatstaf aanleggen. De Nederlandsche strafrechter, met zijn inlandsche bijzitters en Officier van Justitie, zal, in veel meerdere mate nog dan dat reeds in het moederland het geval is, de taak hebben het gesproken recht aan de bevolking aannemelijk en leerzaam te maken; waarschijnlijk zal zelfs de strafrechtspraak in dat groote land met verschillende zeden, in zekere mate rechtscheppend en eenheid van recht bevorderend moeten werken.
Ook op de strafmiddelen moet het fundamenteele verschil, dat wij signaleerden, grooten invloed hebben. De fijnste, en daardoor de krachtigste, Westersche methoden zullen niet of slechts ten deele bruikbaar zijn. Wij doelen speciaal op de voorwaardelijke veroordeeling en op de daaraan verbonden
1] Bestrijding van vreemde suggestie of De opvoeding van jonge volkeren door Internatus. Amsterdam 1924 bl. 118.