Uit het hier medegedeelde kunnen met betrekking tot het persoonhjkheidsbeeld zowel van de spelers als van de drinkers enige conclusies worden getrokken. Hun grote overeenkomst stelt ons in staat, beide van hetzelfde gezichtspunt uit te beschouwen. Daar er bij de spelers geen sprake kan zijn van vergiftiging, wordt het wel uiterst onwaarschijnlijk, dat deze in het ontstaan van de eigenaardigheden, waarin spelers en drinkers met elkander overeenstemmen bij de laatste van betekenis moet worden geacht. En juist het feit, dat bij beide groepen de gematigden een duidehjke middenpositie tussen de onmatigen en het algemene gemiddelde innemen, bevestigt op fraaie wijze de vroeger gemaakte gevolgtrekking, dat de geregelde, doch niet onmatige alcoholgebruikers niet als vergiftigd mogen worden beschouwd, doch gekenmerkt worden door een aantal eigenaardigheden van constitutionele aard, die, wanneer zij in nog sterkere mate aanwezig zijn, tot onmatigheden leiden.

Zo mogen wij dus in bepaalde eigenschappen van temperament geringe activiteit en overwegende primaire functie en van karakter sterke ontwikkeling der vitale en egoïstische neigingen, zwakke der sociale en suprasociale neigingen een aanleg zien, die tot onmatigheid, zowel op het gebied van alcoholgebruik als op dat van hazardspel praedisponeert. Zoals reeds vroeger werd betoogd, kan deze praedispositie niet als voldoende worden beschouwd, om de drankzucht of ook de speelzucht tot ontwikkeling te doen komen. Daartoe zijn stellig ook nog factoren uit de omgeving van node, waaronder de gelegenheid tot drinken en spelen zeker een der voornaamste is. Maar dat neemt niet weg, dat drinkers en spelers beide van huis uit minderwaardige persoonlijkheden zijn, wier minderwaardigheid zich ook op andere wijze dan alleen bij drank en spel zal uiten. De niet -activiteit, de overwegende primaire functie, het overwicht der vitale en vooral van de egoïstische neigingen over de sociale en suprasociale, dit alles is bekend als een persoonlijkheidsstructuur, die het ontstaan van velerlei crimineel gedrag bij uitstek bevordert. Zo werd dan ook de zeer belangrijke alcoholistencriminaliteit reeds in mijn vroegere publicatie opgevat als een uitvloeisel van hun constitutionele minderwaardigheid, ten hoogste versterkt en geaccentueerd door de werking van de alcohol zelf. Het onderhavige onderzoek bevestigt deze theorie, want ook bij de spelers vinden wij een ernstige en soortgehjke criminaliteit. Vermogensdelic-