schreven. Het bezwaar, dat zich bij het onderzoek naar de dronkaards en de geregelde, doch matige gebruikers deed gevoelen, nl. de kleinheid der afzonderlijke groepen, deed zich ook nu weer voor, hetgeen des te meer te betreuren is, omdat in dit geval de steun van een soortgelijk onderzoek aan ander materiaal moest worden ontbeerd. Een onderzoek bij verpleegde drankzuchtigen, verricht door Hazelhoff en Horst (2), leverde uitkomsten, die met de mijne op fraaie wijze overeenstemmen, een dergelijk onderzoek bij spelers is evenwel niet verricht. Toch zijn er gelukkig wel aanwijzigingen, die veroorloven, de uitkomsten bij deze kleine groep spelers verkregen, groter vertrouwen te schenken, dan men alleen op het aantal afgaande, ongetwijfeld geneigd zou zijn te doen. Want in de eerste plaats wordt zowel van de spelers om grof geld als van de liefhebbers van hazardspel een zeer samenhangend beeld verkregen, dat bovendien zeer goed in staat is, ons hun bijzonder gedrag, i.c. het spelen begrijpehjk te maken. Voorts bestaat er een grote mate van overeenstemming tussen de beide afgezonderde groepen; de spelers om grof geld en de liefhebbers van hazardspel blijken uit hetzelfde hout gesneden te zijn. En eindelijk is er wel geen statistisch onderzoek naar een aantal spelers gedaan, maar werd toch een psychologische observatie van een jongen man, die aan het spel verslaafd was geraakt, gepubliceerd doorDupouv en Chatagnon (1), waarbij een persoonhjkheidsbeeld werd verkregen, dat ettelijke markante trekken gemeen heeft met het beeld dat uit de herediteitsenquĂȘte kan worden afgeleid. Wel zijn er ook enige verschillen, maar zij blijven bij het aantal overeenkomstige eigenschappen verre in de minderheid en kunnen zonder twijfel belangwekkende punten van vergehjking vormen. Reeds thans mag er op worden gewezen, dat Dupouy en Chatagnon (1) de speelzucht met toxicomanie op een lijn stellen en menen, dat beide eigenaardigheden op soortgelijke wijze moeten worden verklaard. Een analoge opvatting vinden wij bij Tomescu (7), die de onweerstaanbare drang tot spelen vergehjkt met de dipsomanie. Het is dus zeker wel de moeite waard, na te gaan, of wij bij drinkers en spelers met overeenkomstige persoonlijkheden te doen hebben.
Vooraf dienen evenwel nog enkele punten, die de betrouwbaarheid van het onderzoek raken, te worden besproken. De beide eerste daarvan houden verband met het feit, dat de gegevens der en-