BOEKBESPREKINGEN
ScHUBERT, G., und A. PiCKHAN, 1938. Erbschddigungen (Leipzig, G. Thieme, 1938, 164 pp. Prijs gekart. Rmk. 6.80).
Er bestaan in de anthropobiologie vraagstukken, die heel oud zijn, en toch altijd weer jong blijven, die soms voor langeren tijd op den achtergrond raken, om dan plotseling, meestal onder invloed van algemeen biologische ontdekkingen, weer nieuwe beteekenis en nieuw relief te krijgen. Zoo is het gesteld met de vraag of het genotype, het totaal van erfelijke eigenschappen, dat de mensch bij zijn geboorte heeft meegekregen, door invloeden van buitenaf blijvend veranderd kan worden: sedert een tiental jaren is dit algemeen-biologische probleem betreffende de veranderlijkheid van den erfelijken aanleg door de inwerking van stralingen, van temperatuur, van chemische stoffen, meer en meer naar voren gekomen, en naar het schijnt, ook wel grootendeels beantwoord. Er kan thans wel niet meer aan getwijfeld worden, dat zeer krachtige middelen als Röntgenstralen, in die richting positieve uitwerking kunnen hebben, en het ligt dus voor de hand, dat deze algemeenbiologische conclusie nu verder ook op de menschelijke biologie betrekking zal kunnen hebben. Daarmee is het oude, maar nog geenszins verouderde vraagstuk van de kiembeschadiging bij den mensch, opnieuw van belang geworden: invloed van alcoholmisbruik, venerische ziekten, langdurig blootstaan aan vergiften als lood en dergelijke, werden jarenlang beschouwd als van groote beteekenis voor den erfelijken aanleg, en degeneratieve verschijnselen, die in de nakomelingschap optraden, vonden daarin een gereede verklaring. De belangstelling daarin ging op en neer; thans is naar het schijnt een nieuwe periode van bloei ingetreden. Daarom zal het boekje van Schubert en Pickhan goede diensten kunnen bewijzen, om dengene, die zich voor dit problemencomplex interesseert, eenigszins wegwijs te maken. Maar het geeft dan niet alles, wat men ervan verwachten zou; aan de sociale zijde wordt slechts weinig aandacht besteed; het boekje is grootendeels algemeen-biologisch, maar weinig anthropobiologisch. Opvallend is, dat in de overigens uitstekend bewerkte literatuurlijst, juist de medisch-getinte en in de tekst geciteerde stukken óf slechts als tijdschriftplaats zonder nadere titel vermeld zijn, of geheel ontbreken. Kortom: uit algemeen-biologisch gezichtspunt een aantrekkelijk boekje, van het standpunt van den anthropobioloog teleurstellend na de verwachtingen, die de titel Erbschadigungen ontegenzeggelijk wekt. J-