tel boven het tweede artikel sprak van benadering van de oplossing. Zoo zullen bijv. de gegevens omtrent de verhoogde criminaliteit bij Roomsch-Katholieken nog nader met het gewonnen biologisch inzicht vergeleken moeten worden. Feber stelt zich den invloed van het coelibaat met een grooten omweg aldus voor: „Door een eeuwen achtereen cumulatief werkende decimeering van een in verschillend opzicht waardevolle groep, verdwijnt uit de erfmassa van het R.C. volksdeel wel een zoo groot aantal van hen, die cultureel, sociaal en economisch leiding kunnen geven, dat dit wel in dit geheele volksdeel doorwerkt”. Het coelibaat onttrekt niet alleen personen aan de sociaal betere volkslagen, doch ook aan de lagere, zoowel in den vorm van de priesterroeping als die der lagere religieuzen. Wat wij dus gesteld, dat het juist is zullen verwachten, is een relatieve afname van het aantal leiding gevende en van gunstige karaktereigenschappen voorziene persoonlijkheden en een relatieve toename van minder gunstige bevolkingselementen. De gevolgen zouden zich dus op twee wijzen openbaren: Ten eerste indirect door een verminderde opvoedkundige invloed op de publieke opinie en het algemeene zedelijk peil, hierdoor zou dan de gelegenheidsmisdadigheid kunnen toenemen. Ten tweede door direct-ongunstige selectie en dus relatieve vermeerdering van de in aanleg misdeelden. Volgens de tweelingenleer, zouden wij dus vooral een toename van de recidiveerende misdadigheid mogen verwachten. Nu concludeert Mr. Feber merkwaardigerwijze, dat ten aanzien hiervan geen noemenswaardig verschil tusschen Katholieken en niet-Katholieken bestaat. Wèl daarentegen zijn de Roomschen vrij zwaar belast voor zedendelicten, waarbij zeer zeker erfelijke aanlegfactoren een rol spelen. Ook deze zaak is dus alweer minder eenvoudig dan zij lijkt. Misschien moet de oplossing in deze richting gezocht worden, dat bepaalde vormen van psychopathieën in de hoogere standen sterker verbreid zijn dan in de lagere (Schlesinger), ook de manisch-depressieve zieke komt daar naar verhouding meer voor. Lenz acht dit een gevolg van sociale selectie. Grootere levendigheid, activiteit en behoefte om zich te doen gelden, brengt psychopathen tot invloedrijker posities en doet hen helaas langs den maatschappelijken ladder opklimmen. Het zou dan aan de biologische creditzijde van het coelibaat geschreven kunnen worden, dat dit verstoorde evenwicht weer hersteld wordt. Voordat een speciaal onderzoek in deze richting gedaan is, mogen wij hier nog niet van een bewezen feit spreken.