b. De sterfteleeftijd.
Voor de parentaal P.N. (voor de overige waren ook hiervoor de gegevens onvoldoende) kon een overzicht worden gemaakt van den door de gestorvenen bereikten leeftijd, derhalve de sterfte naar den leeftijd worden bepaald, en wel voor de Ille-Vle filiaties, aangezien van de Ie en de Ile de getallen te klein waren en de Vlle en de Vllle nog niet zijn uitgestorven. Het resultaat was in % aldus (de jaartallen tusschen haakjes zijn de mediaanjaren; zie tabel 10 op blz. 292):
De cijfers wijken geheel af van die voor de geheele bevolking in 1812. De oorzaak hiervan moet zijn, dat de kort na de geboorte gestorvenen, die in dien tijd een groot deel der gestorvenen moeten hebben gevormd, niet zijn meegerekend. De waarde der cijfers ligt dan ook alleen in de toeneming van het percentage der gestorvenen boven 50 jaar tegenover het afnemen van dat der gestorvenen van 20-50 jaar, waaruit het geleidelijk ouder worden der groep, dat wij thans zoo sterk in de bevolking waarnemen, ook toen reeds blijkt.
Verder is nog de gemiddelde leeftijd der overledenen berekend voor de achtereenvolgende 20-jarige perioden. Hierbij is een maximum aangenomen voor hen, voor wie het sterftejaar bekend is, en een minimum, als men hen, wier sterfjaar onbekend is, als jonggestorvenen beschouwt (zie tabel 9 op blz. 292). Het resultaat is als volgt; (zie tabel volgende pagina).
111 (1722) IV (1750) V (1783) VI (1812) Ned. 1812 ( -19 jaar 4- 9,1 11,6 13,2 39,5 Mannen >! 20-49 „ 36,- 38,6 23,3 28,5 22,7 150- 60,- 52,3 65,1 58,3 37,8 [ -19 11,8 8,3 9.0 16,6 43,1 Vrouwen | 20-49 „ 47,0 41.7 34,6 20,- 23,2 ISO- „ 41,2 50,- 56,4 63,4 35,7
Er is geen gegeven in ons land, waarmede deze cijfers zijn te vergelijken. Men kan echter aannemen, dat het gemiddelde voor ons land vóór 1900 zeker beneden 40 jaar lag. De oorzaak van het verschil zal weder in het niet mederekenen van gestorven pasgeborenen hggen.