Er is niet veel verschil tusschen de beide reeksen. Feitelijk is er geen materiaal om een vergelijking met het geheele land te maken. Wij beschikken slechts over de in de resultaten der volkstelling 1930 (deel IX, bladz. 121) gepubliceerde gegevens over het aantal kinderen, voortgebracht door de bij de teUing nog levende, vóór 1910 op een’ leeftijd beneden 25 jaar gehuwde vrouwen. Dezen hebben gemiddeld 6,06 kinderen gehad, dus veel meer dan die uit het geslacht P.N. Het verschil wordt ongetwijfeld veroorzaakt, eenerzijds doordat het bij P.N. beter gesitueerden betreft en bovendien kinderen, die kort na de geboorte zijn gestorven, niet als lid der parenteel zijn meegerekend en genoteerd, anderzijds doordat bij de volkstelling uitsluitend de jonggehuwden, die meer kinderen krijgen dan de ouderen, zijn geteld. Trekt men de later gestorven kinderen ook bij de statistiek uit de volkstelling af, dan wordt hier het gemiddeld aantal per vrouw 6,06 – 1,18 = 4,88.

IV. Sterfte

a. De frequentie.

Voor de parenteel P.N. is weder, evenals voor de geboorte, in een drietal 15-jarige perioden het gemiddeld aantal gestorvenen betrokken op het aantal in het mediaanjaar aanwezigen. Voor de parenteel K.G. kon dat niet geschieden, omdat het aantal, van wie het sterfjaar onbekend is (in de Ile filiatie bij 27 van de 38, in de IVe bij 60 van de 85, in de Ve bij 65 van de 89) daartoe te groot is. Bij de andere parenteelen zijn de aantallen bekende evenzeer te klein. Voor P.N. krijgen wij: ———-======

De sterftecijfers zijn wel zeer laag, als men ze vergelijkt met die van het geheele land. De oorzaak ligt hier vermoedehjk vooral in het met mederekenen van gestorven jonggeborenen en ook in het betere milieu. Nader onderzoek met uitgebreidere gegevens zou hier zeker gewenscht zijn.

Mediaanjaar Minimumaantal aanwezigen Gem. aantal sterfgev. p. jaar Sterftecijfer Sterftecijfer Nederland 1783 164 2,8 17,1 1812 292 3,6 12,3 31,5 1849 525 6,8 12,9 25,5 (1850)