Duitsche onderzoekers hebben gemeend te mogen zeggen, dat bij onze Oostelijke naburen van iedere 6 personen er één geslachtsziekte krijgt, en volgens de officieele telling in Berlijn, komen daar iedere week 1200 nieuwe gevallen onder behandeling, zijnde voor deze stad alleen ruim 60.000 nieuwe besmettingen per jaar.

Het is niet mogelijk zuiver weer te geven, welke enorme kapitalen jaarlijks door de geslachtsziekten opgeeischt worden, niet alleen in geld, maar ook in den vorm van menschelijke energie, levenskracht en levensgeluk. Wat het geldelijk gedeelte betreft, hebben wij, afgezien nog van de enorme directe bestrijdingsuitgaven, verbonden aan poloklinische en klinische behandeling, rekening te houden met de duizenden, die tengevolge van de geslachtsziekte, korter of langer tijd hun werk niet kunnen verrichten, tot minderwaardigen of invaliden worden, voor een gedeelte onze gestichten bevolken, en geheel of ten deele ten koste van de gemeenschap komen. Is het niet veelzeggend, dat op de laatste vergadering van de Duitsche Vereeniging tot bestrijding van geslachtsziekten, een der aanwezigen erop wees, dat de kosten van de bestrijding van deze zaak in dat land hooger zijn, dan de geheele begroeting voor leger en vloot!

In Scandinavië en in België is het niet veel beter. En temidden van deze overstrooming ligt Nederland in een merkwaardige gunstige uitzonderings- en zeker benijdenswaardige positie. Want, al zou men ook kunnen opmerken, dat omtrent bet juiste aantal gevallen van geslachtsziekten, die zich in ons land voordoen, niets met zekerheid bekend is, vast staat het toch wel, dat wij hier op verre na niet zooveel geslachtsziekten hebben als in de omringende landen. Maar het zou toch zeker van verkeerd inzicht getuigen, als wij nu zouden gaan zeggen, er is dus hier geen taak te verrichten, want in de eerste plaats weten wij, en de hier en daar genomen steekproeven, leeren het ook, dat er in ons land toch nog heel wat geslachtsziekten voorkomen, en bovendien, wij moeten zorgen, dat wij over een organisatie gaan beschikken, die ook voor de toekomst erin zal slagen, om bet euvel, dat aan al onze landsgrenzen, en vooral ook aan den zeekant op den loer ligt, zoo-