In 1888 wordt besloten te trachten werk te krijgen voor de gouddelveri] in Transvaal. Ing. Ch. Andreae gaat voor dat doel naar Zuid-Afrika. Het gelukt hem ook wel eenige opdrachten te verkrijgen, maar de finaniceele afwikkeling dier orders heeft veel moeilijkheden en schade gebracht.

In dezen tijd nemen de particuliere orders weer toe. In 1888 worden er ketels besteld voor de ,Prinses Marie” van de Mij. Zeeland. In 1889 wordt de „Prins Willem III” besteld voor de W.I. Mail, terwijl in Maart 1889 voor de eerste maal van de Kon. Nederl. Paketvaart Mij. opdracht ontvangen wordt voor de levering van twee stoombooten. De oprichting der Kon. Ned. Pakvrt. Mij. is van het grootste belang geweest voor den Nederlandschen scheepsbouw, want eerder en meer doelbewust dan eenige andere Stoomvaart Mij. heeft zij haar materieel op vaderlandsche werven doen aanbouwen. Hierdoor heeft zij krachtig medegewerkt om het scheepsbouwbedrijf, dat na het verdwijnen der zeilvloot ernstig ingezonken was, op te heffen en mede tot bloei te brengen. In 1913 bestond de vloot der Pakvrt. Mij. uit 85 schepen, waarvan voor 35 millioen gulden opNederlandscheen voor2millioen gulden op buitenlandsche werven gebouwd was.

Met den bouw van marineschepen wilde het echter niet vlotten. Het lag in de bedoeling van den minister pantserschepen en pantserdekschepen te doen bouwen. De heer Visser interesseerde zich daar sterk voor. Volgens zijn inzicht werden te Fijenoord plannen ontworpen voor een gepantserden kruiser en voor een pantserschip. Maar deze plannen stonden aan veel critiek bloot, gaven aanleiding tot een onverkwikkelijken pennestrijd en droegen er allerminst toe bij om de relatie met het departement van marine inniger te maken.

De financieeie toestand der Mij. blijft zeer ongunstig. Ofschoon er voldoende werk is (800 a 900 man) zijn de winsten gering. Ten einde diverse beleeningen op effecten te kunnen aflossen, was het noodig geweest nieuwe obligaties uit te geven, waarvan het bedrag nu gestegen is tot 13 ton.

De vele teleurstellingen, die de heer Visser ondervonden heeft, hebben zijne gezondheid geknakt, zoodat hij in het voorjaar van 1889 ontslag vraagt als directeur, hetgeen hem eervol verleend wordt.

De P.C. was er van doordrongen, dat aan het hoofd der N.S.M. nu moest komen te staan een kundig technicus, geheel doorkneed in het industrieel beheer en het industrieel bedrijf. Zij was zoo gelukkig dezen man te vinden in den heer D. Croll directeur der Maatschappij de Maas.

In de buit. alg. verg. van 5 Aug. 1889 wordt de heer Croll met algemeene stemmen tegen 1 Oct. a s. tot directeur benoemd, en zeer spoedig neemt hij het beheer in handen. Aan werkzaamheden ontbreekt het voorloopig niet. In Aug. werd opdracht ontvangen van het dep. van Koloniën voor het SS. Zeeduif; in Nov. van de N.A.S.M. voor het SS. Didam en voor de werktuigen van het ss. Dubbeldam, benevens voor een lichtscheepje voor het loodswezen. In 1890 werd opdracht ontvangen voor de Olaf-Kyrre van de fa. D. Burger & Zn. en in 1891 voor de Koningin Wilhelmina der Nieuwe Afrik. Handelsvereeniging. Ook voor diverse baggermolens en zandzuigers. Maar de financieeie toestand is nog slecht. De waarden staan te hoog op de balans en de Mij. gaat gebukt onder een grooten rentelast. Bedrijfskapitaal ontbreekt en voortdurend moet er gewerkt worden met groote kassiersvoorschotten, terwijl de commissarissen telkens voor leeningen en voorschotten garant blijven. In 1892 komt dan ook een voorstel ter sprake om het kapitaal te reduceeren. De twee leden der P.C. de heeren H. Molenaar en F. Gransberg zullen den financieelen toestand nagaan en een rapport uitbrengen. Het resultaat hiervan is, dat in de buit. alg. verg. van 25 Mei 94 besloten wordt het bedrag der aandeelen te halveeren en het aandeelenkapitaal op/672.000terugte brengen.

De nieuwe Directeur had zijn taak aanvaard zonder schokkende veranderingen te doen plaats vinden. Met vaste hand had hij de teugels overgenomen en als eerste doel in het oog gevat het regelen van den financieelen toestand en het weder tot stand brengen van de oude relatie met de regeering. Wanneer in het voorloopig verslag van de marinebegrooting 1891 gezegd wordt, dat de particuliere industrie in Nederland geen oorlogsschip kan bouwen, wordt door de N.S.M. hiertegen schriftelijk geprotesteerd. In hetzelfde jaar zijn de ministers van koloniën, marine en justitie aanwezig bij den proeftocht van de „Carpentier”, een boot, welke voorde Kon. Paketv. gebouwd is. In Febr. 1893 wordt van Marine de opdracht ontvangen voor den bouw van het pantserschip „Piet Hein”. Nu weet de Directeur, dat hij vast in het zadel zit. Reeds lang heeft hij doorzien, dat Fijenoord een waardevol bezit heeft in haar groote ploeg bekwame ambachtslieden, mannen, die zich aan Fijenoord verknocht gevoelen, vaak daar hun vak geleerd hebben en daar ook vergrijsd zijn. Nu de financiën geregeld zijn en de relatie met Marine hersteld is, vreest de Directeur dan ook niet de