eerste reis naar Baltimore volbracht. Op lOSept. 1881 kwam zij daar aan, na een reis van 12 dagen en 13 uur. Op 9 Oct. was zij te Helvoet terug en op 12 Oct. meerde het schip te Rotterdam met een diepgang van 59 d.M.

Uiteen oogpunt van techniek was de,Nederland” een bepaald succes. Het bewijs was geleverd,dat tot een redelijken prijs en in een redelijken tijd op een Nederlandsche werf een zeer goed stoomschip voor de groote vaart gebouwd kon worden. De ring was dan ook gebroken. In Mei 1881 bestelde de N.A.S. M. te Fijenoord de „Zaandam” en in Oct. 1882 de ,Edam”, terwijl de firma W. H. Müller en Co. in Jan. 82 de „Hollandia” bestelde. En niet alleen te Fijenoord, maar ook op verschillende andere vaderlandsche werven werden zeebooten op stapel gezet, zoodat van dien tijd dit bedrijf hier inheemsch geworden is, ofschoon voorloopig de stoomvaart hier nog geen groote vlucht nam.

Uit een economisch oogpunt gezien, was de onderneming echter niet schitterend. Een poging om met één schip, dat ook voor passagiersvervoer ingericht was, een dienst op Baltimore te openen, kon geen succes hebben.

Zoowel met de fa. Wambersie en Zn. als met de fa. Mees en Moens worden onderhandelingen gevoerd om de „Nederland” in te brengen in een groote reederij. Maar van harte gaan die onderhandelingen niet; met den bouw van de „Nederland” was nooit bedoeld een eigen stoomvaartlijn op te richten. Onderhandelingen over verhuur of verkoop blijven dan ook aan de orde. In Mei 1882 wordt het aanbod van de N.A.S.M. aangenomen om het schip in haar dienst op. te nemen. Het zal dan een afzonderlijke reederij vormen.

Het stoomschip, dat als kuildekschip gebouwd is voor de Indische vaart, wordt van een spardeck voorzien voor de vaart over den Atlantischen oceaan en komt als „Leerdam” in de vaart op New-York.

De financieele gevolgen van den bouw der „Nederland” waren voor de N.S.M. zeer ongunstig. De reizen hadden verlies gelaten, zooals van een dergelijken nieuwen dienst moeilijk anders te verwachten was. De inbreng in de reederij „Leerdam” was niet hoog, terwijl nog een kostbare vertimmering had moeten plaats vinden. Wanneer men nu bedenkt, dat het geld voor deze onderneming gevonden was uit een 5 °/o obligatieleening van 1 millioen, met een verplichte jaarlijksche aflossing, dan is het wel begrijpelijk, dat de financieele toestand der N.S.M. sterk achteruit

gegaan was. Een dergelijk nieuw bedrijf te financieren door een leening met vaste rente en aflossing kan niet voorzichtig geacht worden. De Directie kan daartoe dan ook alleen gekomen zijn, door dat zij de vaste verwachting koesterde, dat de boot nog op stapel staande verkocht zou worden.

De heer Visser had dan ook wel een zeer bezwarende erfenis aanvaard. In den aanvang zijner directie bleven echter de gouvernementsorders nog geregeld binnenkomen en hij voorzag niet de moeilijke tijden, die op de komst waren. Integendeel, met groot élan nam hij de uitbreiding van het etablissement ter hand. Er wordt een 60 tons kraan besteld voor het inzetten van ketels, de administratiekantoren worden verplaatst en de draaierij en stelplaats vergroot; door aankoop van grond wordt gelegenheid gevonden de werf uit te breiden. Een hydraulische klinkmachine van de allergrootste soort wordt voor de ketelmakerij aangeschaft. Het is niet te verwonderen, dat er voortdurend aandeelen uit portefeuille verkocht moeten worden, dat de schuld bij den kassier bedenkelijk steeg, en dat er herhaaldelijk beleeningen gesloten moeten worden. De hondenvaart is in deze jaren bevredigend, en in overleg met de H.IJ.S. zal deze vaart uitgebreid worden door een dienst Amsterdam-Londen.

Tot dat doel wordt in Jan. 85 de Hollandsche Stoomboot Mij. opgericht, waarin de N.S.M. voor het halve kapitaal deelneemt. De directie wordt gevoerd door den heer Visser en door den heer R. van Hasselt, gedelegeerd commissaris der H.IJ.S. Het SS „Fijenoord” wordt ingebracht en opent op 14 April 85 den dienst als ss. „IJstroom.” Bovendien wordt een tweede boot, de „Amstelstroom” te Fijenoord besteld.

Om aan al de financieele eischen te voldoen wordt op de alg. verg. van 22 Mei 86 besloten een 5 leening van / 500.000 aan te gaan, waarop staande de vergadering voor /200.000 geteekend wordt.

Met de werkzaamheden te Fijenoord was het slecht gesteld. De bouw voor Marine was opgehouden en de particuliere stoomvaart breidt zich nog weinig uit. Er worden een paar vrachtbooten voor Engeland en lichters voor den Rijn gebouwd, verder een nieuwe „Hollander” voor de lijn Rotterdam-Bordeaux en een sleepboot voor Mart. Stinnes. Het eenige werk van belang is de perronoverkapping voor het Centraalstation te Amsterdam. Het aantal werklieden daalt periodiek tot 400 man.