vaart en sleepdienst hebben in 1849 ƒ 46000. verlies gelaten. Allerlei reparaties zijn aan de booten uitgevoerd. Er is een sneldienst ingericht, welke de reis Rotterdam-Mannheim in 36 uur aflegt, maar passagiers maken er weinig gebruik van. De booten gaan te diep en loopen niet snel genoeg. Zelfs onder gunstige omstandigheden meent de Directeur, dat met het verouderd materieel geen winst meer te behalen zal zijn. Op de vergadering van Sept. 1850 wordt een speciale Commissie benoemd om voorstellen te doen omtrent de regeling der financiën.

In Dec. 1850 worden pogingen aangewend om een maatschappij op te richten voor de stoomvaart op Amerika. De N.S.M. neemt hier lOaandeelen in, en de Heer van Oordt wordt ook van deze maatschappij tot Directeur benoemd. Men verneemfechter later niets hiervan.

De speciale Commissie van 1850 brengt verslag uit in de Buit. Alg. Verg. van 28 Juni 1851.

Het ingestelde onderzoek heeft geloopen van 1845—1850. De schuldenlast is in dien tijd gedaald van ƒ 2.032.942. op ƒ 1.027.871. De rente bedraagt nog ƒ 44.800. De fabriek is in die jaren steeds winstgevend geweest, maar het materieel van de reederij is verouderd. De speciale Commissie stelt voor;

10. te trachten een regeling te treffen met betrekking tot de hyp. schuldvordering van het Koninklijk huis.

2“. te trachten aandeelen uit te geven, welke preferent zijn voor 3®/o dividend.

30. drie nieuwe booten te bouwen (1 voor Londen en 2 voor den Rijn).

Deze voorstellen worden aangenomen en een nieuwe Commissie wordt benoemd om deze voorstellen uit te werken. Zij bestaat uit de heeren j. C. Baud, voorzitter, D. J. van Ewijck, J. C. Eek, Joost van Vollenhoven en A. H. van Oordt.

De Directeur zal begrooting maken voor de 3 nieuwe booten, maar al vast wordt een nieuwe, „Agrippina” op stapel gezet, waarin geplaatst worden de werktuigen, afkomstig van de „Ludwig”.

De omstandigheden schijnen wat op te fleuren, een opdracht wordt ontvangen voor den bouw van 'een boot voor den heer Cores de Vries in Indië. Op het eind van 1851 zijn er 600 werklieden te Fijenoord aan het werk. De bark „Nederlands Nijverheid” wordt in veiling verkocht; de groote sleepboot Rhijn zal worden gesloopt en uit het materiaal worden 2 sleepbooten gebouwd (Rotterdam 1 en 11). Ook wordt in 1852 be-

sloten nog een Rijnboot te bouwen, „Stolzenfels”.

Klaarblijkelijk is de verhouding tusschen Directie en Commissarissen heel wat aangenamer en gemakkelijker dan die in de laatste jaren van de Directie Roentgen geweest is. Ook is de boekhouderij nu uitstekend geregeld, zoodat de kosten van aanbouw te Fijenoord nauwkeurig kunnen worden nagegaan.

De financieele Commissie heeft haar werk tot een goed eind gebracht, dank vooral de welwillende en royale medewerking van de hooge erfgenamen van wijlen Koning Willem 11.

Uitbetaald is ƒ200.000.—, terwijl voor de rest ƒ 204.000. obligaties verstrekt zijn tegen quitantie voor het geheele bedrag. Van deze obligaties behoeft geen rente betaald te worden, maar de helft der gelden, welke jaarlijks voor dividendbetaling beschikbaar zijn, zal, na uitkeering van 30/0 dividend, tot aflossing van deze obligaties gebezigd worden.

De schuld van het Dep. van Fin. bedroeg in hoofdsom en achterstallige rente ƒ 134.000.—. Dit was nog steeds het voorschot, dat in 1825 door het Fonds der Nationale Nijverheid gegeven was voor het inrichten van een gouvernementssleepdienst. De Staat nam voor deze pretensie 269 aandeelen der Mij. in betaling. Aangezien de aandeelen op 41 > genoteerd werden, was ook deze regeling voor de N.S.M. zeer aannemelijk. In de Buit. Alg. Verg. van 27 Aug. 1853 wordt deze financieele regeling dankbaar aanvaard. Tevens werd er besloten ƒ 500.000. preferente aandeelen uit te geven, die 30/o meer dividend zullen geven dan de gewone aandeelen, maar die steeds a pari afgelost kunnen worden.

De berichten omtrent het bedrijf beginnen weer gunstiger te luiden. De vaart op Londen is goed tengevolge van het groot aantal landverhuizers naar Amerika. Er wordt dan ook een nieuwe „Batavier op stapel gezet, die in 1855 in dienst komt.

Ook de Rijnvaart begint weer goede winst te geven, niettegenstaande nu geen subsidie voor den sleepdienst meer genoten wordt, wegens het niet meer bestaan van een gouvernementssleepdienst. Er wordt dan ook besloten 2 snelbooten te bouwen voor den dienst Keulen—Mainz, met een diepgang van niet meer dan 3 voet (de „Nederlander” en de „Rijnlander”). Er dreigt echter een felle concurrentie van de Keulsche en Dusseldorpsche maatschappijen, die zich gecombineerd hebben en voornemens zijn 2 maal daags van Rotterdam op Mannheim te varen.