gesloten onder conditie, dat voor een gedeelte der aannemingssom aandeelen der Wolga-Mij in betaling genomen zouden worden. Uiteraard veroorzaakte zulks wel eens moeilijkheden aan de N.S.M., die zelf voortdurend met gebrek aan bedrijfskapitaal had te kampen.

In Dec. 1843 werden de machines van de „Descartes” en in 1845 van de „Vauban” verscheept. De verzending van machines was in dien tijd zoo belangrijk, dat voor dat doel de bark „Nijverheid” en de brik „Neerlands Kroonprinses” door de N. S. M. gecharterd waren.

In April 1844 kreeg Fijenoord opdracht van de firma Mathias Stinnes te Mülheim voor den bouw van de sleepboot „Mathias”. Met deze firma is de N. S. M. jarenlang in nauwe relatie gebleven, zoowel door de levering van steenkolen eenerzijds als door de levering van sleepbooten en lichters anderzijds.

Ook van het gouvernement werden voortdurend opdrachten ontvangen. De „Batavia”, die reeds jaren lang voor eigen rekening te Fijenoord op stapel stond, maar die, wegens gebrek aan geldmiddelen, niet afgebouwd kon worden, werd in 1845 aan het Departement van Koloniën \ erkocht en gereed gemaakt voor een stoompaketboot in Indië. In het volgende jaar werd een dergelijk contract gesloten voor de stoompaketboot „Samarang” de eerste boot te Fijenoord, welke gedreven werd door een „archimedische schroef”.

Ook werden door Fijenoord afgeleverd draaiboor- en schaafbanken voor den Constructiewinkel te Soerabaya, 2 rijstmolens voor Java, terwijl 100 stuks zwaar geschut voor het Dep. van Oorlog uitgeboord werden.

In Oct. 1845 werden de besprekingen inzake machines „Etna” voor het gouvernement gevoerd door den Ing. Ie kl. van de marine, J. W. L. van Oordt. Dit is de man, die later Roentgen als directeur zal opvolgen.

In 1846 wordt aan de Mij. concessie verleend tot het oprichten van een stoompelmolen te Eijenoord. Dit was een gortpellerij ten behoeve van het Armbestuur te Rotterdam, ten einde te hulp te komen in het gebrek aan gort. Deze zonderlinge uitbreiding zal wel in verband gestaan hebben met het uitbreken der aardappelenziekte en het toen heerschende gebrek aan levensmiddelen. Wegens gebrek aan werk wordt de pellerij het volgende jaar reeds opgeruimd.

De Maatschappij treft een groot verlies door den dood van Koning Willem Frederik. Een machtige

beschermer en een trouw vriend ging hiermede voor de Mij. verloren.

Bij scheiding der nalatenschap werd de hypothecaire schuldvordering toebedeeid aan Koning Willem 11.

De financieele positie van de Mij. is nog steeds slecht. Aan de houders der promessen wordt nog voortdurend gevraagd die te prolongeeren. In 1844 worden de aandeelen op de beurs aangeboden voor 25 pet, waarop besloten wordt die voor de Mij. te koopen. Een paar maal worden op de betalingstermijnen derEransche marine-contracten leeningen gesloten bij Jac. Oppenheim en Co. te Keulen.

De Directie klaagt dan ook over gebrek aan bedrijfsmiddelen, tengevolge van het vertraagd binnenkomen van betalingstermijnen en van de verplichte schulddelging, welke meer bedraagt dan de overwinsten van het bedrijf en de opbrengst van de te gelde gemaakte goederen, waartoe behoort het pand te Antwerpen, dat in 1845 verkocht wordt. In 1844 wordt ook de reederij ingekrompen. De Agrippina en de Concordia worden verhuurd aan M. Stinnes en de Maas verkocht aan de H.H. Berger c. s. te Venlo.

In 1846 worden de Agrippina, de Friedrich, Wilhelm en de Simson gesloopt; de Concordia is reeds gesloopt.

In 1847 wordt de Schelde verkocht, de Stad Arnhem gesloopt en de dienst op Antwerpen gestaakt. Voor de opheffing van dezen dienst ontvangt de Mij. 10 jaar lang/20.000 per jaar van de concurrenten Smit & Veder.

In 1846 wordt door bemiddeling van de fa. R. Mees en Zn. een leening gesloten van/150/m. In Mei 46 wordt nog een leening tot dat bedrag gesloten en kort daarop nog een derde. Intusschen wordt aan aflossing krachtig de hand gehouden.

Sinds 31 Dec. 1844 is 6 ton afgelost en in den loop van 1846 zullen nog 2 ton afgelost worden.

Het is dus werkelijk niet te verwonderen, dat de Directie over gebrek aan bedrijfsmiddelen klaagt.

Het financieel beleid wordt krachtig gevoerd; de administratie en boekhouding zijn nu degelijk in orde en er worden geregeld balansen opgemaakt. De kundige hand van het lid der P.C., den heer W. C. Mees, is hierin te bespeuren. In 1847 worden 45 aandeelen der Mij. a 33®/* "/o voor het reservefonds aangekocht.

In 1847 neemt de Administrateur, de Heer A. H. van Oordt, zijn ontslag, daar hij lid wordt