200 Actiën N. S M. als brandwaarborgfonds ƒlOO.OOO. 90 onuitgegeven Actiën ƒ 45.000. totaal = ƒ 3.692.033,031/-,.
Het was weer de Koning, die de helpende hand aan de Mij. reikte. Wel had Z. M. afstand van de regeering gedaan, maar als Koning Willem Frederik, graaf v. Nassau had Z. M. de warme belangstelling in deze onderneming niet verloren. Onder hypothecair verband van het etablissement Fijenoord bleek hij bereid een leening te sluiten van ƒ600.000. a 5 ’sjaars. Als voorwaarde voor hulpverstrekking werden de volgende bepalingen gemaakt:
10. afgelost wordt uit de leening de pretensie van Z. M. do. 6 Juni 1840 groot ƒ90.000. en de promesse aan Z. M. voor in 1841 opgeschoten gelden en niet betaalde maar ingeleverde dividendcoupons 1840 tezamen ƒ200.000.
20. uit de hyp. leening worden mede afgedaan:
a. de promessen, uitgegeven ingevolge het besluit der Alg. Verg. 1841, met uitzondering van het gedeelte, dat vrijwillig geprolongeerd wordt, hetwelk afbetaald zal worden in April 44.
b. de niet ingewisselde en nog onbetaalde dividendcoupons 1840.
30. indien het S.S. Batavia (hetwelk voor eigen rekening op stapel staat) verkocht mocht worden, zoo zal de helft van de in gereed geld ontvangen koopsom aan Z. M. uitgekeerd worden in mindering dezer hyp. leening.
40. Zoolang de leening niet is afgelost, zal, indien het Etablissement publiek verkocht mocht worden, Z. M. voor het hoogste bod kunnen naasten.
50. Zoolang de leening niet is afgelost, kan Z. M. een Commissaris benoemen, die zitting heeft in de P. C.
Als zoodanig trad op kolonel E. B. van den Bosch, terwijl later is opgetreden Kapt. t. zee S. R. van Frank, equipagemeester te Rotterdam. Volgens een staat, die bij deze overeenkomst overgelegd werd (20 Oct. 1842), stonden de bezittingen te boek voor f 4.381.679,83,waar0nder de booten voor f 2.535.000, het etablissement voor f 707.966.— en de magazijngoederen en inventaris voor f 525.152,26. De vlottende schuld bedroeg inclusief hypotheek f 1.454.111,74.
Intusschen worden met krachtige hand bezuinigingen ingevoerd. De fabriek voor weef- en spinmachines (de z. g. nieuwe fabriek, alwaar tegenwoordig de scheepswerf gevestigd is) wordt tijdelijk gesloten, terwijl werkvolk en ook ander personeel, dat niet hoog noodig is, ontslagen wordt.
Bij de reederij worden de herstellingen zooveel doenlijk beperkt, terwijl de diensten ’s winters ingekrompen worden. Het beheer der agenten aan den Rijn wordt aan strengere controle onderworpen, hetgeen wel noodig schijnt te zijn.
In 1842 wordt de toestemming van de Pruisische regeering verkregen, om den Rijn met 7 booten te bevaren. De dienst wordt nu tot Mannheim uitgebreid.
De vaart op Antwerpen wordt krachtig voortgezet; in Aug. 1843 wordt de „Laurens Koster” aangekocht van een concurreerende Mij, welke in liquidatie is.
Van de hondenvaart wordt gezegd, dat de „Batavier” nog al landverhuizers voor Amerika naar Engeland vervoert. In het verslag van 1843 wordt melding gemaakt van de concurrentie der Spoorwegen. Om gebruik te kunnen maken van de Belgische spoorwegen beginnen vele reizigers uit Londen bij voorkeur gebruik te maken van de diensten over Antwerpen en Ostende.
De sleepdienst op de Waal wordt voortgezet, maar boven Lobith wordt hij op hoog bevel in 1841 opgeheven.
Roentgen heeft plannen ontworpen voor de machines te Spaarndam ten dienste van de droogmaking der Haarlemmermeer. De uitvoering wordt opgedragen aan Dixon & Co.
In Febr. ’43 wordt Roentgen benoemd tot ridder in de orde van den Nederl. Leeuw.
Volgens de Directie moet het etablissement een jaarlijkschen omzet hebben van H/2 2 millioen gulden om met succes werkzaam te kunnen zijn. Er wordt daarom getracht de werksfeer uit te breiden. Tot dat doel gaat de Heer C. Roentgen naar St. Petersburg, om als agent van de N.S.M. werkzaam te zijn. Deze Russische relatie heeft veel werk aan Fijenoord bezorgd. In Dec. 1841 heeft de Czaar van Rusland aan de N.S.M. concessie vergeven vooreen stoomvaartdienst op St.Petersburg. In Mei 1842 wordt een contrac afgesloten met de Russische marine voor 2 stoomwerktuigen, elk van 300 P. K, voor de oorlogsfregatten Chabroy en Ottwachnoy. Aan de Wolgastoomboot-Mij werd de eerste machine afgeleverd in Juli 1846. Deze bleek goed te voldoen, zoodat in 1847 weer contract gesloten werd voor 2 sleepbootmachines van 460 P.K. en voor het ijzeren casco en de werktuigen van een sleepboot van 300 P. K. Ook werden er werktuigen geleverd voor een boot voor de Kaspische Zee.
De contracten met de Wolga-Mij werden steeds