d. bovendien neemt Z. M. de Koning ƒ 150/m aandeelen.
e. voor dit laatste bedrag wordt een nieuwe boot voor de Rijnvaart gebouwd (de Nederlander).
Op 31 Mei 1836 zijn de 750 aandeelen volteekend. Z. M. besluit 400 aandeelen te nemen en daarvan voorloopig 300 vol te storten.
In 1837 worden er aandeelen uit portefeuille publiek geveild. Op 28 Aug. 37 worden de obligo’s der Mij. als volgt aangegeven:
2580 Actiën a ƒ5OO.- = ƒ 1.290.000.^ Opgenomen v/h. gouvernement = „ 501.000.— Lasten der Maatschappij = „ 256.000.—
Totaal = ƒ2.047.000.
In 1838 wordt de fabriek uitgebreid ten einde spin- en weefmachines te kunnen maken. De fabrikanten te Haarlem nemen daarvoor 200 Actiën in de Mij., terwijl er een leening van ƒ 100.000.— gesloten wordt.
In het volgende jaar dringt de Directie weer aan een bedrijfsfonds voor Eijenoord te stichten. Voor het eerst sinds de oprichting worden de aandeelen boven pari verhandeld (102 a °/o) alg. verg. besluit 970 aandeelen uit te geven, waardoor het kapitaal gebracht wordtop2millioen.
In deze nieuwe uitgifte neemt de Koning weer deel voor ƒ 100.000.—. Op 31 Dec. 1839 zijn alle aandeelen geplaatst.
In 1840 wordt een winst- en verliesrekening overgelegd, die een batig saldo aanwijst van ƒ333.149,43, waarvan ƒ 122.400.—bestemd wordt voor dividendbetaling. Rotterdamsche kooplieden nemen ƒ100.000. aandeel om een vaart op Hamburg te openen.
Op de alg. verg. Sept. 1840 wordt besloten het kapitaal op nieuw met 1 millioen te vergrooten en daarvan de helft direct te plaatsen voor aanbouw van nieuwe booten en ter verkrijging van bedrijfskapitaal voor de fabriek.
Zooals men ziet, heeft de kapitaaluitbreiding geen mindere vlucht genomen dan de expansie van het bedrijf. Nu echter komt de terugslag.
In Maart 1841 raakt een bankier te Keulen in financieele moeilijkheden, bij wien de administreerende Directeur Cs. v. Vollenhoven leeningen gesloten heeft zonder voorkennis van de P. C. Om in de kasbehoefte te voorzien, wordt'bij aandeelhouders een leening gesloten van ƒ3OO 000.— maar het besluit van 1840 tot kapitaalsuitbreiding met 1 millioen wordt geschorst.
De P. C. komt nu tot inzicht, dat de financiën
niet in orde zijn. Op 29 April 41 wordt een buitengewone alg. verg. belegd. De adm. Directeur krijgt als zoodanig eervol ontslag, maar wordt tot lid en voorzitter der P. C. benoemd.
De statuten worden herzien (1842). Uit de leden der P. C. wordt een Sub-Commissie benoemd, die met het dagelijksch toezicht belast wordt en ten minste eens per week zal vergaderen. Zij bestaat uit 2 leden der P. C., den Directeur en een Secretaris. De eerste Sub-Commissie is samengesteld als volgt; H. T. Löhnis, Voorzitter; L. C. Bernet; 0. M. Roentgen en A. H. van Oordt, Secretaris. In plaats van een administreerend Directeur wordt een Administrateur benoemd, die tevens Secretaris is der Sub-Commissie.
De heer Roentgen blijft Directeur; hij heeft adviseerende stem in de P- C., terwijl de Heer A. H. van Oordt Administrateur wordt. De Heer Sprenger van Eijk wordt adjunct-Directeur; hij staat onder den Directeur en den Administrateur. De firma R. Mees & Zn. treedt op als Kassier der Mij.; zij neemt de kasgelden in bewaring.
Inmiddels worden de boeken en vroegere rekeningen aan een grondig onderzoek onderworpen. Er worden voortdurend „abuizen en erreuren” ontdekt en uit alles blijkt, dat het beheer van den adm. Directeur minst genomen zeer slordig geweest is.
In 1846 wordt omtrent deze zaak een eindregeling getroffen. De Heer Cs. van Vollenhoven is echter nimmer opgetreden als lid der P. C., waartoe hij benoemd was in de alg. verg. van 29 April 1841.
Intusschen bleven de financieele moeilijkheden zeer dringend, zoodat in 1841 een leening van ƒ200.000.— gesloten moest worden en in Febr. 1842 de leden der P. C. uit hünne privé middelen hulp verleenden. Uit een taxatie van bezittingen en schulden, opgemaakt op 31 Oct. 1841 blijkt, dat weliswaar de N. S. M. een uitgebreide onderneming was, maar dat hare bezittingen ook hoog te boek stonden. De 16 stoombooten (11 passagiersbooten, 1 zeeboot, 1 vrachtboot en 3 sleepbooten) komen voor met ƒ1.750.000.—; de 7 booten voor eigen rekening in aanbouw met ƒ245.333,03'/2; de kolenlichters, sloepen en liggers met ƒ35.000.— magazijngoederen en steenkolen te Eijenoord met ƒ833.000. ; opstal, machinerieën en gereedschap ƒ 328.700. ; panden te Rotterdam en Antwerpen ƒ107.000.—; tafelzilver, servies, kooigoed en linnengoed ƒ35.000.—;