Ook niet voor financieele bezwaren. Maar deze begonnen zich nu zoo dringend te doen gevoelen, dat op deze wijze niet voortgegaan kon worden.

Bij de oprichting bestond het kapitaal uit 673 actiën a ƒ 500, dus f 336.500, terwijl op de vergadering van 1 Maart 1824 besloten werd dit op / 500.000, te brengen, waarvan de kooplieden te Keulen ƒ 25.000, namen. De boekhouding was zeer eenvoudig ingericht, gelijk wel uit de afrekening blijkt, welke op deze vergadering gedaan wordt.

Meerdere ontvangsten dan uitgaaf = ƒ 10 °/o afschrijving op de waarde der

booten .... =/9.333,33V2 5 °lo voor het assurantiefonds. . . =, 4.666,66'/z „ 14.000,—

rest = ƒ 34.671,35‘/2

Hiervan wordt 10 X dividend uitgekeerd, terwijl de directeuren ieder ontvangen 1 "/j van de bruto ontvangst, tezamen ƒ 1.402,72 en 10°/q van de netto winst boven 5 °/o ƒ841,50 Veel verder dan het houden van een kasboek schijnt men het niet gebracht te hebben.

De grootte van het kapitaal was niet vastgelegd; was uitbreiding noodig, dan werden nieuwe actiën verkocht of leeningen uitgegeven met goedkeuring van de P. C. en de vergadering van aandeelhouders, na kennisgeving in de nieuwspapieren en bepaaldelijk in de Haarlemsche Courant (art. 12 Stat.).

In 1825 werden op deze wijze 400 aandeelen verkocht. In hetzelfde jaar wordt voor het ondernemen van den gouvernementssleepdienst ƒ200.000,— van de Regeering geleend (Kon. Besl. 1 Nov. 1825). Tevens wordt ook besloten aan Koning Willem 1 aandeelen a pari aan te bieden

In 1827 is het kapitaal dan ook reeds gestegen tot ƒ 750.000, waarover 9'/2 dividend uitgekeerd wordt. In April 1827 wordt er ƒ 117.000,— geleend, rentende ®/o per maand, en in Nov. van hetzelfde jaar ƒlOO.OOO, . In Jan. 1828 stelt de Directie voor een leening aan te gaan van ƒ 150.000, voor bedrijfskapitaal. De P.C. toont hier weinig neiging toe. Het dividend wordt bepaald op 8 'ƒ), aflossingen op leeningen blijven echter achterwege en in Nov. moet toch besloten worden een leening te sluiten van /150/m. die er echter niet vlot ingaat. Op de alg. verg. van 9 Juni 1829 wordt dan een volledige uiteenzetting gegeven van den financieelen toestand met het oog op de mislukte leening.

Staande de vergadering wordt dan de/ISO/m. volteekend. In deze uiteenzetting leest men o. a. deze woorden: „Het etablissement te Fijenoord, dat meermalen in de oordeelvellingen van het publiek als een overspanning van kracht is gehekeld, enz.”

De P.C. neemt nu het verstandige besluit om de boekhouderij van etablissement en reederij voortaan afzonderlijk te doen voeren.

In 1832 tracht men een leening van /40/m. te sluiten om nieuwe machies voor de „Agrippina” te maken, daar de oude machines in de „Hercules” geplaatst zijn De poging mislukt; er wordt slechts f 24/m. geteekend en de Agrippina blijft voorloopig zonder machines en wordt als lichter gesleept.

In 1832 worden de aandeelen op de beurs te Amsterdam voor 34 «/u aangeboden. De Mij. koopt ze zelf op en maakt er een fonds van tot waarborg tegen brand. In juni 1833 gelukt het de leening voor de Agrippina te sluiten.

In Sept. 1833 leent de Mij. ƒ 80,000, – uit het Fonds voor de Nationale Nijverheid, ten einde de machines van de „Atlas” van het gouvernement over te nemen.

In 1835 is de financieele toestand wat verbeterd; de winst wordt opgegeven te bedragen ƒ194.275,29.

Met het oog op de onzekerheid omtrent de schaderekening Pylades wordt echter slechts 5 o/o dividend uitgekeerd.

In Maart 1836 biedt Z. M. Willem 1 aan actiehouder te worden voor ƒ200.000.—, indien de Mij. haar kapitaal van /750'm verdubbelen wil. De Mij. sluit een leening van /260|'m a 3°/o door bemiddeling van het Departement voor de Nationale Nijverheid voor het oprichten van den sleepdienst op den Rijn boven Lobith.

Op de buitengewone alg. verg. van 7 April 1836 wordt nu een financieel plan vastgesteld.

Het blijkt, dat in den loop der jaren leeningen gesloten zijn tot een bedrag van ƒ 507/m en /484/m, waarvan einde 1836 + ƒ 446/m afgelost is. De vergadering besluit:

a. van 1835 af geen dividend uit te keeren zoolang uit de winst geen 6 °/o van de obligatieschuld gedelgd is.

ö. op 1 Jan. 1836 1500 actiën a ƒ5OO.— uit te geven, waarvan voorloopig ƒ 375.000.— in portefeuille blijft.

c. de opbrengst dezer uitgifte eveneens tot schulddelging te gebruiken.