deze transactie een voorschot van f 260.000. a 3 pet. met jaariijksche aflossingen van flO 000.—. Dit is de sleepboot „de Rhijn” met machines van 400 P.K. In Sept. 1836 zegt Roentgen :„deze stoomsleeper krijgt machines naar mijne vinding.” De nieuwste verbeteringen worden op deze boot toegepast, waaronder wielen met trapsgewijze verstelde wielplanken, waardoor het schudden van het schip voorkomen wordt. Als een bijzonderheid moge vermeld worden, dat in dit jaar de booten een tijdlang met turf gestookt worden, wegens den hoogen prijs der Engelsche kolen.

Het sleepcontract voor de Waal wordt in 1840 voor 10 jaar vernieuwd. Bij opzegging moet het gouvernement de booten tegen taxatie overnemen.

In 1837 wordt voor het eerst gewag gemaakt van orders voor machines voor de Oostenrijksche Donau-Maatschappij. De machines werden naar Regensburg verzonden en daar aan boord geplaatst. Ook wordt vermeld een order uit Maagdenburg voor de vaart op de Elbe. In 1839 wordt de eerste boot voor de Mosel Dampfschifffahrt-Gesellschaft gebouwd, in 1837 twee booten geheel van ijzer voor de Rijn-ljsel-stoombootmij. te Deventer. Deze maatschappij onderhield den dienst Amsterdam—Rijn, via Zuiderzee en IJsel.

Ten einde spin- en weefmachines te kunnen maken, wordt besloten te Fijenoord een paar nieuwe werkplaatsen te bouwen. Om deze onderneming te steunen, nemen fabrikanten te Haarlem en elders 200 aandeelen in de N.S.M. Er wordt een contract gesloten voor het vervaardigen, leveren, plaatsen en in werking brengen van een katoenspinnerij in de Kolonie der Maatschappij van Weldadigheid te Veenhuizen.

Ook richt de Maatschappij zich tot den Koning om in aanmerking te mogen komen voor den bouw der werktuigen voor het droogmaken van de Haarlemmermeer.

Intusschen is de concurrentie op den Rijn begonnen. In Sept. 1838 opent de Düsseldorfer Mij. een dienst Mainz —Rotterdam 2 maal ’s weeks heen en terug. Er ontstaan nu ook moeilijkheden met de Keulsche Mij., zoodat de N.S.M. haar dienst tot Mainz uitbreidt. Maar de Pruisische regeering bemoeit er zich mede (Juni 1839) en belet aan deN.S. M. de vaart boven Coblenz. De geschillen met de Keulsche Mij. worden nu weer bijgelegd door bemiddeling van de Rijn-lJsel-Stoomboot Mij. De plannen voor de vaart op Mainz worden echter niet opgegeven. Een moeilijkheid schijnt te zijn, dat de N.S.M. gebonden is aan tarieven, die bij kon.

besluit van Mei 1837 zijn vastgesteld, terwijl de concurrenten hunne tarieven verlagen. Maar de moeilijkheden schijnen overwonnen te worden, want op 1 Juli 1840 wordt de vaart op Mainz met 3 booten begonnen. Ook de vaart op Antwerpen is 19 Juni 1839 weder geopend. De N. S. M. onderhoudt nu een meer dan dagelijkschen dienst op Keulen, vaak 2 booten per dag, en den dienst op Londen. Zij heeft nu 17 booten in de vaart en huurt bovendien nog 3 booten van de Keulsche Mij. voor den tijd van 10 jaren met het recht van koop. De Pruisische regeering begint echter weer moeilijkheden te maken, en bepaalt, dat slechts 6 Nederlandsche booten den Pr, Rijn mogen bevaren. Om daaraan te kunnen voldoen heeft er overlading te Nijmegen plaats.

Roentgen wenscht van Mainz te varen naar den Elzas en de Fransche oevers van den Moezel. Hij verwacht, dat deze vaart zeer voordeelig zal worden door een met Frankrijk gesloten contract tot vrijen invoer van Oostindische producten. Er zijn echter weer quaesties over vrachttarieven, de N.S.M. schijnt zich daar niet aan gehouden te hebben, want in October 1840 wordt zij bij K. B. gelast die binnen 14 dagen weer te verhoogen.

In Nov. 1840 dingt de N.S.M. in concurrentie met Engelsche fabrieken en Seraing naar de levering van machines en ketels van 540 P.K. voor de 2 Fransche oorlogsfregatten ,Vauban” en „Descartes”. De schepen worden gebouwd op de marinewerven te Lorient en Rochefort. In Juli 1841 ontving de N.S.M de opdracht voor frcs. 1.320.000.

In hetzelfde jaar verkocht zij een suikermolen naar Java, terwijl voor de Ned. marine en Koloniën de machines voor de „Cycloop”, „Bromo” en

,Merapi” in bewerking zijn voor ƒ 450.000.—.

In 1840 was de N. S. M. den bouw begonnen van ijzeren lichterschepen voor den Rijn, een bedrijf, dat later aan Noord, Maas en IJsel tot zulk een groote ontwikkeling zou komen. Ook begon de Mij. zich bezig te houden met inschrijvingen en aanbestedingen. In Nov. 1841 wordt haar door het dep. van Koloniën een levering van steenkolen in Indië opgedragen.

Het is werkelijk verbazingwekkend, wat Roentgen in 17 jaar heeft tot stand gebracht, en men kan zich nauwelijks indenken, hoeveel bezwaren en moeilijkheden daarbij toen ter tijd te overwinnen geweest zullen zijn. Maar Roentgen was iemand van buitengewoon groote werk- en wilskracht, die voor geen bezwaren uit den weg ging.