met de toepassing van dubbele expansie op machines, wier krukken niet gelijktijdig door het doode punt gaan. Dit was mogelijk geworden door het inschakelen van een reservoir (receiver). Het inschakelen van dit reservoir vormt de uitvinding van Roentgen; daardoor was de compoundmachine, of, zooals hij haar noemde, de hoogeen lagedrukmachine ontstaan. Deze vinding heeft groote gevolgen gehad, daar zij gelegenheid bood de hooge stoomspanningeconomisch voorscheepsmachines te gebruiken. Roentgen zelf schatte toen reeds, dat het kolenverbruik van de „Hercules” hierdoor met de helft verminderen zou. In het jaarverslag van 1832 geeft hij cijfers over het kolenverbruik, waaruit blijkt, dat aan deze verwachting geheel is voldaan. Hij zegt dan ook, dat hij op deze vinding octrooi neemt in binnen- en buitenland. En hieraan blijkt ook gevolg gegeven te zijn. In 1836 toch wordt met het Departement van de Nationale Nijverheid onderhandeld over de machines van de nieuw aan te bouwen sleepboot „Rhijn”. De minister overweegt de h. en 1. drukmachines bij Cockerill te doen maken. Roentgen raadt zulks af, daar dan aan de N.S.M. over den contractprijs 5 pCt. octrooirecht betaald moet worden. De machines worden dan ook te Fijenoord besteld. Verder leest men in de notulen, dat in 1833 het octrooi voor de N.S.M. in Pruisen aangevraagd wordt op naam der P.R.D.G. en der firma Jacobi, Haniel en Huyssen te Ruhrort.

Het mag dan ook als vaststaand aangenomen worden, dat de N.S.M. octrooi gehad heeft voor de compound-machine. Dit in afwijking van hetgeen schrijver dezes daarover nog vermelden moest in het Tijdschr. van het Kon. Inst. van Ingenieurs van 30 Dec. 1882.

Roentgen wenschte echter zijn vinding niet beschouwd te zien als de toepassing van de dubbele expansie op de scheepsmachine, maar als een middel om een hoogedrukmachine gecombineerd te doen werken met een lagedrukmachine.

Onder zijn bestuur is een serie dergelijke machines te Fijenoord gebouwd en zijn verschillende bestaande machines naar dit systeem gewijzigd. In 1829 komt eindelijk ook de Batavier gereed. Reeds in 1824 was besloten tot den bouw van een boot Amsterdam-Hamburg, die bij wijze van proef van Rotterdam op Londen zou varen. Fop Smit te Kinderdijk bouwde het houten casco en John Cockerill de werktuigen. Gedurende den bouw werden onderhandelingen over verkoop gevoerd met het Nederlandsche, Fransche en Russische

gouvernement, die alle op niets uitliepen. Toen de boot gereed kwam, had reeds een andere.onderneming in den dienst Amsterdam-Hamburg voorzien. Er werd toen besloten deze boot in de vaart te brengen tusschen Antwerpen en Londen. De eerste reis had plaats op 19 Sept. 1829. Er zijn slechts 2 reizen van Antwerpen gedaan. Wijzigingen aan de machines bleken noodig en daarna werd de boot op 12 April 1830 in de geregelde vaart Rotterdam-Londen gebracht. Hierdoor ontstond een felle concurrentie met de bestaande Engelsche diensten.

De N.S.M. is nauw betrokken geweest bij den opstand van België. In Nov. 1830 zendt zij een sleepboot naar Antwerpen om de aan hetAmortisatie-Syndicaat toebehoorende veerboot Antwerpen-Vlaamsche Hoofd uit de handen der rebellen te bevrijden.

Ook treedt zij met het gouvernement in onderhandeling over het gieten van kogels, terwijl zij in 1834 een contract sluit met het Departement der Artillerie voor het uitboren van geschut. Bovendien werden verschillende booten door de regeering gehuurd tot het overbrengen en proviandeeren van troepen of het verzenden van depêches. De 2 lijnen uit Antwerpen, n.l. Antwerpen-Keulen en Antwerpen-Rotterdam staken den dienst, de laatste eerst op 16 Oct. ’3O, den dag, waarop de vesting Antwerpen aan den vijand wordt overgegeven. De vaart op Londen wordt naar Rotterdam verlegd. Het gebouw en de steigers der Mij. te Antwerpen hebben bij het bombardement maar weinig geleden. Maar oorlogswinsten blijken niet gemaakt te zijn; integendeel de tijdsomstandigheden oefenden een ongunstigen invloed op de Mij. uit. Ter bezuiniging werd te Fijenoord werkvolk ontslagen en er werd besloten daar voorloopig geen werk voor particulieren meer uit te voeren. De regeering was ook in financieele moeilijkheden. In Aug. 1831 komt er een aanschrijving van het gouvernement om den bouw der Rooverbooten te staken en alles publiek te verkoopen. In Dec. 1831 heeft de verkoop plaats. De N.S.M. werd koopster van het geheel, behalve van de koperen stoomketels. De Orestes zal geheel gesloopt worden en de Pylades gedeeltelijk, zoodat dit voor lichterschip kan dienen.

Ook met de Pakketboot Atlas was het niet voorspoedig gegaan. In 1829 kwam de boot eindelijk gereed. Met de firma Hoogendijk waren ernstige quaesties gerezen over bijrekeningen, die zelfs tot een proces leidden.