Intusschen hebben de plannen voor de Rijnvaart ook niet stil gelegen. Op 31 Aug. 1825 is de stoomboot „de Rijn” gereed om met de vaart Rotterdam—Keulen aan te vangen. De boot is geheel van hout gebouwd. De alg. verg. van 31 Aug. 25 wordt in de kajuit gehouden.

In Sept. 25 wordt een contract gesloten met de inmiddels opgerichte Preussische-Rheinische Dampfschifffahrt Ges. (P. R. D. G.) en de Badensche Scheepvaart Mij. (B. S. M.) De N. S. M. zal zich belasten met den aanbouw der stoombooten. Wederzijds zullen de maatschappijen deelnemen in elkanders kapitaal en de exploitatie van de Rijnvaart zal gemeenschappelijk gedreven worden, n.l. de N. S. M. van Rotterdam tot Keulen, de P. R. D. G. van Keulen tot Mainz en de B. S. M. van Mainz tot Bazel of Straatsburg. Op 7 Sept. 1825 heeft naar Straatsburg de proefvaart plaats met „de Rijn”. Op 14 Sept. is de boot te Coblenz. Daar komt de Koning van Pruisen aan boord, met wien nu een vaart gemaakt wordt naar Keulen. Hier stapt Z. M. van boord, onder betuiging van Hgdz. tevredenheid Z. M. „verklaart zich de stoomnavigatie toegedaan en belooft protectie” 15 Sept. wordt de proefreis voortgezet, op 21 Sept. aankomst te Straatsburg, „alle belanghebbenden waren over het succes als in verwondering opgetogen”.

Hiermede was de zaak beklonken. In Oct. werd de opdracht ontvangen voor den bouw van 3 booten voor de B. S. M. en van 2 booten voor de P. K. D. G. De booten moeten ingericht zijn voor personen en goederen. De 2 Rijnbooten voor de B. S. M. moeten 4 a 800 Ctr. onder dek kunnen laden en evenveel aan dek. De 3de boot, bestemd voor de Mainvaart, is kleiner De machines der booten zullen zijn van hooge drukking'en zullen in Engeland besteld worden (1 bij Taylor&Martineau te Londen en 2 bij Seaward te Londen), De Mainboot zal op de eigen werf der N. S. M. gebouwd worden.

Voor de eigen Rijnvaart wordt de „James Watt” gekocht van een Consortium, waarvan de Heer Brequigny te Antwerpen de voornaamste aandeelhouder is. Waarschijnlijk is dit de James Watt, 'die in 1822 aan de Clyde door Woods gebouwd is met machines van Boulton&Watt; Pearce schrijft hierover in „Compound Marine Engines Sixty years Ago.” De naam dezer boot werd veranderd in „de Stad Keulen”.

In Aug. 1826 is men bezig te Fijenoord een geheel nieuwe stoommachine voor deze bout tc

maken. Ook zijn daar onder handen 2 booten voor den Gouvernements-Stoomvaartdienst in Nederl. Indië ter bestrijding van zeeroovers (de z. g. Rooverbooten Orestes & Pylades). Sindsjuli 1825 zijn geen bestellingen meer in Seraing gedaan. De N. S. M. is agent geworden van de „General Steam Navigation Cy” te Londen. Directeur Roentgen schrijft in zijn jaarverslag: „Op den duur zal dus de verbinding Londen—Straatsburg tot stand komen”. Ook wordt in dit verslag vermeld, dat een groot voordeel in de smelting wordt verkregen door de cokes of uitgebrande kolen voor de ijzergieterij niet meer zelf te maken, maar door die uit Duitschland te laten komen, waarvoor nu een nieuwe bergplaats gebouwd moet worden.

In 1827 hebben besprekingen plaats met het gouvernement over het openen van een stoomvaartdienst op Noord-Amerika. Door de N.S.M. is geantwoord, dat 2 stoomschepen noodig zullen zijn van nagenoeg dezelfdè kracht en capaciteit als Z. Ms. Stoompakket „Suriname”, in aanbouw op de marinewerf te Vlissingen. „Elk dezer vaartuigen zou bij een doelmatige bouworde de reis heen en terug in 40 a 42 dagen kunnen doen, zoodat met lossen en laden mede gerekend de booten 5 a 6 reizen per jaar zouden kunnen maken”.

In Aug. 1828 is de machine voor „de Stad Keulen” gereed en vertrekt de boot naar Antwerpen om te varen in den dienst Antwerpen-Keulen.

Het etablissement Fijenoord is nu geheel voltooid en de werf te IJselmonde kan gemist worden. Besloten wordt deze ten verkoop aan te bieden „door het gebruikelijk middel van een bordje”. Zij wordt voor ƒ 2800. verkocht aan Krijn Pas. Op deze werf zijn door de N.S.M. 2 booten gebouwd, n.1.: „de Stad Frankfort” en „de Stad Antwerpen”.

De N.S.M. onderhield ook een diligencedienst Rotterdam—Gouda. In 1828 wordt hiervoor met den postmeester een nieuw contract gesloten voor het vervoer van personen en goederen.

In de notulen van de vergadering der P.C. van Januari 1829 leest men het volgende: „De machine van hooge drukking der „Agrippina” zal overgeplaatst worden in de „Hercules”.

Bij de beide cylinders van hooge drukking zal een groote cylinder geplaatst worden van lage drukking „welke bewerkt kan worden door den stoom, welke reeds is gebruikt in de cylinders van hooge drukking en welke anders direct in de lucht ontvliedt”. Hier heeft men dus te doen