firma Cockerill een overeenkomst getroffen zal hebben omtrent het gebruik van plannen, door de N. S. M. verstrekt.

Intusschen bleek het ondoenlijk een stoomvaartreederij te drijven, zonder voorzien te zijn van een werkplaats tot het doen van herstellingen en wijzigingen, waaraan het in die tijden niet ontbrak. In Nov. 1824 werd in de Boompjes het „Badhuis” voor ƒ32 000.— aangekocht, in hoofdzaak om daar een smederij op te richten. Bovendien werd in Mei 1825 aangekocht „het huis met loods, werf en helling van H. Blanken, gelegen onder Oost IJsselmonde met de zich daarop bevindende gereedschappen, geschikt tot het repareeren van vaartuigen, het stellen van een bok of kraan tot het inzetten van ketels, berging van hout of ander materiaal, het bouwen van sloepen en desnoods tot het bouwen van 2 stoombooten.”

In de algem. verg. van 31 Aug. 1825 wordt echter reeds ƒ 80.000. bestemd „voor het oprichten van een werkplaats, waar alle deelen van stoomwerktuigen kunnen worden gerepareerd en waarin tevens de kern zoude worden gevonden om dezelve in te richten tot het maken van geheele stoomwerktuigen”.

Wanneer men leest met welke een koortsachtige oedrijvigheid de zaken uitgebreid worden, dan laat het zich wel begrijpen, dat de behoefte aan een eigen etablissement zich krachtig doet gevoelen. In April 1824 wordt besloten tot den bouw van een boot om op Keulen te varen van 90 a 100 P.K., ingericht voor passagiers en goederen, en gedeeltelijk van ijzer gebouwd om minder diepgang te krijgen. In Jan. 25 wordt voor rekening van het Departement voor de Nationale Nijverheid en Koloniën de kiel gelegd voor „den bouw van een Stoom-Pakket tusschen dit rijk en des zelfs O. I. bezittingen” (de Atlas). De levertijd is 18 maanden; de kostprijs mag niet boven ƒ 400.000.— stijgen, waarover 10 % winst genoten mag worden.

Van 26 Oct. tot 10 Nov. 1824 wordt met de stoomboot „de Zeeuw” een proefreis gemaakt naar Keulen en verder tot Bacharach beneden Bingen, om te onderzoeken, of de Rijn ook boven Keulen voor stoombooten te bevaren is. Een levendige beschrijving van dezen proeftocht is te vinden in de lezenswaardige brochure van den heer Jan Leis; „de NederlandscheStoombootreederij 1822 September—l9l2” (uitgegeven in 1912 bij M. Wijt & Zn. te Rotterdam, niet in den handel).

Ingevolge het gunstige resultaat van dezen proeftocht werd besloten een vaart op Keulen te openen.

en werd de kiel gelegd voor de stoomboot „de Rijn”.

In 1825 heeft ook het sleepen van schepen van Rotterdam en Antwerpen naar Keulen geregeld plaats. Tevens wordt besloten voor ƒ150.000.— een sleepboot van 90 a 100 P.K. te bouwen voor het sleepen op de rivieren tot aan zee en voor ƒ 60.000.— een sleepboot voor de Schelde van 50 tol 60 P.K. Het casco dezer boot werd gebouwd te Boom bij Antwerpen.

Terecht mocht dan ook Directeur Roentgen vermelden in het 2de jaarverslag, uitgebracht op de Alg. Verg. van 31 Aug. 1825;

„In aanbouw zijn: een boot voor Rotterdam of Amsterdam op Hamburg (later als Batavier gebracht in de vaart Rotterdam—Londen) een 2de stoomboot op Nijmegen een sleepboot voor het sleepen buitengaats een stoomboot geschikt voor de vaart op de Maas en de Kanalen een stoomboot voor de Bossche schippers en een Pakketboot. Niet alleen heeft de Mij het doel harer oprichting bereikt door het spoedig in werking brengen van voordeelige, geregelde en gemakkelijke vaarten zoo binnen- als buitenslands op wateren, waar destijds de scheepvaart moeielijk, ongeregeld en gevaarlijk was, ook nog een ander doel harer oprichting is bereikt, te weten de aanmoediging van den ondernemingsgeest van anderen. Zulks blijkt uit de oprichting van maatschappijen en vereenigingen voor de stoomnavigatie voor de vaart op Amsterdam, Middelburg, Antwerpen, Dordt en Nijmegen.”

In Oct. 1825 zijn de onderhandeiingen met de stad Rotterdam geopend over den huur van het huis met bijbehoorend terrein, genaamd het Pesthuis, gelegen op het eiland Fijenoord over de stad Rotterdam. Op dat oogenbiik is het gebouw nog in huur bij de fa- J- J- Hoffmann & Zonen, die daar een ijzergieterij heeft. Daar de onderhandeiingen niet opschieten, wordt ook omgezien naar een terrein te Dordrecht. Als men dit in handen heeft, slagen de onderhandeiingen te Rotterdam en krijgt de N. S. M. het gebouw in huur voor 20 jaren met recht weder in te huren. Onverwijld wordt de inrichting ter hand genomen; de haven wordt uitgediept en overkapt om hieronder booten te repareeren en te schilderen. Een bok wordt opgericht en een loods voor de ketelmakerij gebouwd, terwijl besloten wordt tot het aanleggen van een helling en het aanschaffen van smidsen, het bouwen van bergplaatsen o. a. voor gietcokes én loodsen voor scheepstimmerlieden en ververs.